Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1935/GV, 17 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1935/GV

betreft: [klager] datum: 17 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 18 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van\

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 september 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht. Hij zou personeel hebben bedreigd maar is daarvoor nog nooit vervolgd. Hem is geenstraf opgelegd, geen rapport aangezegd en hij is ook niet in de isolatiecel geplaatst. Het is onmogelijk om personeel te bedreigen zonder dat je daarvoor gestraft wordt. Klager wordt als vluchtgevaarlijk aangemerkt in verband meteen feit dat is gebleken niet juist te zijn maar die status is nu al drie jaar van kracht. Klager weegt 108 kilo en heeft nooit een poging ondernomen om te ontsnappen/over de muur te klimmen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek wordt niet voor inwilliging vatbaar geacht omdat er gelet op de beschikbare informatie geen enkel vertrouwen is in een goed verloop van het verlof. Uit klagers uittreksel uit het justitieel documentatieregister blijktdat klager sedert 1983 onafgebroken in aanraking komt met politie en justitie. Klager is vele malen veroordeeld tot veelal langdurige gevangenisstraffen. Het merendeel van de door klager gepleegde delicten betreft geweldsdelicten.Klagers huidige detentie ging in op 13 december 1996 in verband met onder meer diefstal met geweld en bedreiging, afpersing, opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en overtreding van de Wet wapens en munitie. Nadat aanklager in 1998 incidenteel verlof is verleend, is hij niet teruggekeerd naar de inrichting. Tijdens de periode van ontvluchting heeft klager een nieuw delict gepleegd. Vervolgens is klager veroordeeld tot een gevangenisstraf vanvijf jaar. Het verloop van klagers detentie gaat gepaard met grote problemen. Tijdens klagers eerste verblijf in De Geerhorst was er sprake van voornemen tot ontvluchting door middel van gijzeling van een personeelslid. Dit was dereden voor overplaatsing van klager naar het BGG-regime van Overmaze. Klager is geplaatst op lijst 2 van vluchtgevaarlijke gedetineerden. Nadat klager opnieuw in De Geerhorst is geplaatst waren er aanwijzingen dat klager zich bezighield met handel in drugs in de inrichting, hetgeen de reden vormde voor klagers overplaatsing naar de BIBA te Den Haag. Verbaal agressief gedrag naar personeel en aanwijzingen van het onder druk willen zetten van een personeelslid,ernstige bedreigingen jegens een medegedetineerde, het aantreffen van een gat in de wand van klagers cel en het bezit van een verboden voorwerp op cel vormden reden voor overplaatsing naar Vught. Tot op heden is er sprake vanhandhaving van klagers naam op lijst 2 van vluchtgevaarlijke gedetineerden.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van gevangenis Nieuw Vosseveld II heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Dordrecht heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het door klager aangevraagde verlof.
De politie Brabant Z.O. heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van het gevraagde verlof.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek in verband met onder diefstal met geweld en bedreiging, afpersing, opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en overtreding van de Wet wapens en munitie.Aaneensluitend ondergaat klager thans een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 2 van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks31 januari 2003.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers vierde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager is verschillende keren veroordeeld in verband met geweldsdelicten en is niet teruggekeerd van een incidenteel verlof. Tijdens de periode waarin hij zich aan zijn detentie onttrok heeft hij een nieuw delict gepleegd waarvoorhij tot een gevangenisstraf van vijf jaar is veroordeeld.

De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Met name weegt de beroepscommissie sterk mee het niet terugkerenvan verlof. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a., b. en d. van deRegeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 17 oktober 2002

secretaris voorzitter

Naar boven