Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4006/GA, 10 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4006/GA

betreft: [klager] datum: 10 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 26 september 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het feit dat klager sinds 1 maart 2014 te weinig uren buiten zijn cel mag verblijven. Hij verwijst daarbij naar een uitspraak van de kortgedingrechter in Den Haag van 24 juni 2014.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is toegelicht dat en waarom klager het niet eens is met de uitspraak van de beklagrechter.

De directeur kan zich verenigen met de uitspraak van de beklagrechter en heeft in beroep volhard in zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagrechter. In aanvulling hierop heeft de directeur nog aangevoerd dat klager ten aanzien van zijn
stelling dat het dagprogramma minder uren omvat dan 59 geen begin van bewijs heeft overhandigd dat zijn dagprogramma op moment van beklag niet de wettelijk voorgeschreven uren aan activiteiten en uitsluitingen omvat en dat het beroep alleen al op deze
grond ongegrond dient te worden verklaard.

3. De beoordeling
De beroepscommissie komt tot het oordeel dat de beklagrechter op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt nog op dat de uitspraak van de kortgedingrechter in Den Haag inmiddels bij uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 16 december 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:3961) is vernietigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. Ch.M. van der Bas en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van B.A. Bogaars, secretaris, op 10 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven