Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0840/GV, 7 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:07-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/840/GV

betreft: [klager] datum: 7 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 4 maart 2015 genomen beslissing van de (toenmalige) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof toegewezen met bijzondere voorwaarden. Het beroep is gericht tegen de opgelegde voorwaarde van een locatiegebod op het verlofadres
met controle door middel van elektronisch toezicht.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Er is verlof toegekend met elektronisch toezicht (enkelband en g.p.s.). Daarbij moet klager binnen blijven. Klager heeft nooit gehoord van dergelijke voorwaarden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het advies – waarin de voorwaarden uitdrukkelijk zijn opgenomen – blijkt dat klager akkoord is met de inhoud van het advies. Inmiddels heeft klager het verlof genoten. Het is niet ongebruikelijk bijzondere voorwaarden op te leggen bij toewijzing
van
algemeen verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Leeuwarden heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits de volgende voorwaarden gelden: geen contact met slachtoffer(s) en mededaders, toepassing van elektronische controle en de
politie
informeren over verlofverlening.
De advocaat-generaal adviseert negatief en heeft aangegeven dat klager momenteel in detentie verblijft na uitstel van een deel van de vervroegde invrijheidstelling (v.i.). Er is sprake van een ernstig delict en een fors recidivegevaar. Eerder is afstel
van de v.i. geadviseerd.
De politie heeft het verlofadres geverifieerd en in orde bevonden. De politie adviseert positief onder de volgende voorwaarden: geen strafbare feiten plegen, het dragen van een enkelband, geen contact met het slachtoffer, een dagelijkse meldplicht op
het politiebureau en geen contact met de mededaders.

3. De beoordeling
Klager is sinds 12 juli 2008 gedetineerd. Hij onderging een gevangenisstraf van 8 jaren en 10 maanden met aftrek, wegens – kort gezegd – diefstal in vereniging en met geweld en verboden vuurwapenbezit. Aansluitend heeft klager diverse maatregelen
ondergaan. Klager is thans gedetineerd wegens uitstel van de v.i. met 12 maanden. De nieuwe v.i.-datum valt op of omstreeks 31 juli 2015.

Uit het vrijhedenadvies van 4 maart 2015 blijkt dat klager eerder heeft geweigerd medewerking te verlenen aan de reclassering om het recidiverisico te beperken. Tevens heeft klager zich ernstig misdragen tijdens de tenuitvoerlegging van de
vrijheidsstraf. De v.i.-datum is daarom uitgesteld. Nu de nieuwe v.i.-datum nadert, overweegt de beroepscommissie dat weliswaar het belang van klager bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij zwaarder dient te
gaan wegen dan het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, maar dat aan verlofverlening maatschappelijke risico’s zijn verbonden. Deze kunnen in dit geval worden ondervangen door toepassing van de bijzondere voorwaarden van
elektronisch toezicht en een locatiegebod. De beroepscommissie is van oordeel dat de bestreden beslissing, bij afweging van de hiervoor genoemde belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 7 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven