Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4530/GA, 31 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4530/GA

betreft: [klager] datum: 31 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 november 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 maart 2015, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klager, met gebruikmaking van een tolk Pools via de tolkentelefoon, en bijgestaan door zijn raadsman mr. P.J. Roelse en de plaatsvervangend
vestigingsdirecteur van de p.i. Veenhuizen,[...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft: a. Een disciplinaire straf van veertien dagen opsluiting in een strafcel (ingaande op 9 oktober 2014), welke straf extern ten uitvoer werd gelegd in de afzonderingsafdeling van de locatie Esserheem en b. een disciplinaire straf van
veertien dagen opsluiting in strafcel (ingaande op 23 oktober 2014).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is medio augustus 2014 vanuit het PPC te Zwolle in de locatie Norgerhaven geplaatst. Klager is ziek en hij heeft geweigerd om in een meerpersoonscel te worden geplaatst. Klager heeft in augustus en september 2014 drie keer gesproken met de
psycholoog van de inrichting. Hij heeft met haar gesproken over de voorgenomen plaatsing in een meerpersoonscel, maar zij begreep klagers situatie niet. Ook tijdens klagers plaatsing in de strafcel heeft hij contact gehad met de psycholoog. Klager had
last van ademnood en claustrofobie.
Bij de stukken zit een verslag van het PPC Zwolle van 2 december 2013 waaruit blijkt dat het behandeldoel niet gehaald is. Bij de stukken zit echter geen verslag van de locatie Norgerhaven over klagers psychische toestand. Na de eerste disciplinaire
straf van 9 oktober 2014 is klager niet geïnformeerd dat hij nog eens veertien dagen in de strafcel moest verblijven.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In beginsel is iedere gedetineerde geschikt om in een meerpersoonscel te verblijven, tenzij hij een contra-indicatie krijgt van de (psycho)medische staf. Alle gedetineerden krijgen een medische intake en zij worden besproken in het psycho-medisch
overleg. Voor gedetineerden afkomstig uit een PPC geldt dezelfde procedure. Er is zeer zorgvuldig naar klagers situatie gekeken en daaruit is niet gebleken dat bij klager sprake is van een contra-indicatie. Klager heeft ook een klacht ingediend bij de
Medisch Adviseur. Het beklag gericht tegen de disciplinaire straf van 23 oktober 2014 is niet binnen de gestelde termijn ingediend en klager dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De directeur bestrijdt dat deze straf in een niet begrijpelijke
taal aan klager is aangezegd. Klager verstaat goed Engels en ook Nederlands, zoals ter zitting blijkt.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd ten aanzien van het beklag onder a kan, voor zover dat is komen vast te staan, naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve
ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag onder b overweegt de beroepscommissie dat ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst
te beklagen dient te worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. De beroepscommissie stelt vast dat de
mededeling van de disciplinaire straf op 23 oktober om 14.30 uur aan klager is uitgereikt. Uit het klaagschrift blijkt dat klager zijn beklag op 6 november 2014 heeft ingediend. Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat klager
zijn beklag niet tijdig heeft ingediend. Van omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de overschrijding van de beklagtermijn klager niet kan worden aangerekend, is niet gebleken. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagcommissie
derhalve
vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van het beklag onder b en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 31 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven