Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0604/GV, 27 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/604/GV

betreft: [klager] datum: 27 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 februari 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. M.J.A. Rinkes om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager bestrijdt dat een verlof zich niet zou verhouden met de aan zijn voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden bijzondere voorwaarden. Hij staat op een wachtlijst
voor plaatsing in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) en dit kan nog enkele maanden duren. Een algemeen verlof zal de opname in de FPK niet doorkruisen. Aan het verlof zouden bijzondere voorwaarden, zoals elektronisch toezicht, verbonden kunnen
worden. Uit het advies vrijheden blijkt dat weinig of geen bezwaren bestaan tegen een verlof. In de bestreden beslissing, noch in de reactie van de Staatssecretaris wordt gemotiveerd waarom klagers verzoek is afgewezen. Voorts heeft klager bezwaar
tegen
de weergave van de feiten in de reactie van de Staatssecretaris. De onttrekking aan detentie heeft zich gedurende een eerdere detentie voorgedaan. Klager heeft zich na een verlof niet gemeld in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.). Na zeven
dagen heeft hij zich gemeld. Het incident heeft zich voorgedaan na onenigheid op de werkplek. Tijdens zijn huidige detentie heeft hij, anders dan de Staatssecretaris stelt, nog geen vrijheden genoten. Ook klopt het niet dat klager zijn eerdere
behandeling in de FPK heeft afgebroken. De instelling heeft hiertoe besloten. Klager is wel degelijk gemotiveerd voor een behandeling. Hij heeft zelf om voortzetting van de behandeling verzocht. Ook is het onjuist dat klager zijn eigen agenda trekt.
Uit
het advies vrijheden blijkt juist dat hij goed meewerkt en zich aan afspraken houdt. Ten slotte merkt klager nog op dat hij nooit heeft geprobeerd drugs in te voeren dan wel hier in te handelen. Hij kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het
handelen van zijn meerderjarige bezoeker.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft meer dan genoeg kansen gehad om iets van zijn detentie te maken. Hij houdt zich niet aan afspraken of stopt met een behandeling omdat hij
niet meer gemotiveerd is. Hij heeft vrijheden genoten en ook dan houdt hij zich niet aan zijn afspraken. Klagers detentie kenmerkt zich door een onttrekking aan detentie door zich niet te melden in de z.b.b.i. Na zijn arrestatie en insluiting is
beslist
tot klinische plaatsing in FPK Assen. De behandeling is niet afgerond, omdat klager niet meer openstond voor een behandeling. Zijn behandelaars hebben dit vastgesteld en hebben geadviseerd de behandeling te beëindigen. Uit de registratiekaart volgt dat
gedurende klagers detentie inverzekeringstelling van klager is bevolen op grond van verdenking van een nieuw strafbaar feit. Inmiddels is klager hiervoor onherroepelijk veroordeeld. De Staatssecretaris stelt vast dat klager gedurende zijn detentie zijn
eigen agenda volgt. De Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling heeft beslist om aan klager, tijdens zijn voorwaardelijke invrijheidstelling, bijzondere voorwaarden op te leggen. De bijzondere voorwaarden zijn klinische opname in een FPK
en elektronische controle. Een algemeen verlof verhoudt zich volgens de Staatssecretaris niet met de aanstaande opname in de FPK. Het is mogelijk dat de opname eerder, tijdens klagers detentie, aanvangt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag vanwege de aan klagers voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd, mits klager geen contact zoekt met de slachtoffers.
De politie heeft positief geadviseerd.

3. De beoordeling
Klager is thans gedetineerd in verband met het opzettelijk handelen in strijd met de artikelen 312, 321, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht. De begindatum van zijn detentie was 19 januari 2011. De einddatum van zijn detentie is gesteld op 14
maart 2015. Aansluitend dient hij 7 dagen vervangende hechtenis op grond van de Lex Mulder en respectievelijk 37 en 39 dagen vervangende hechtenis op grond van de wet Terwee te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag.

De beroepscommissie stelt vast dat uit het advies vrijheden van de directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen van 19 februari 2015 volgt dat klager zich van 19 november 2012 tot 26 november 2012 aan zijn detentie heeft onttrokken. Voorts is gebleken
dat
aan klagers aankomende voorwaardelijke invrijheidstelling de bijzondere voorwaarden van klinische opname in een FPK en elektronisch controle zijn verbonden. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden contra-indicaties vormen voor
verlofverlening aan klager op dit moment en dat deze, ondanks de positieve adviezen van het OM en de politie, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a en d van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 27 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven