nummer: 14/3965/GA
betreft: [klager] datum: 23 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Urcun, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 7 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 februari 2015, gehouden in de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Heerhugowaard, gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen. Klagers raadsman heeft voorafgaand aan de zitting laten weten niet ter zitting van de beroepscommissie te zullen
verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van intrekking van drie dagen van het eerstvolgende verlof wegens het niet nakomen van afspraken door tijdens een eerder verlof niet op de daarover afgesproken plek te verschijnen.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde disciplinaire straf. Klager is op 26 en 29 augustus 2014 op de school aanwezig geweest. Hij heeft toen geen deel kunnen nemen aan de lessen omdat zijn inschrijving niet in orde was. Op 26 augustus
2014
is hem gezegd zich te melden bij de administratie van de school om een en ander te regelen. Klager heeft zich op beide dagen bij de administratie gemeld om zijn inschrijving te regelen. Klager kwam vervolgens op 29 augustus 2014 te laat terug bij de
inrichting, omdat hij zijn
OV-chipkaart was verloren en een vervangend vervoersbewijs heeft moeten regelen. Klager heeft een en ander ook duidelijk gemeld bij de inrichting. Hij had daarom niet mogen worden bestraft.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op het verslag staat vermeld dat nader onderzoek zal worden gedaan. Vervolgens is er (mail)contact geweest tussen de directeur en het
opleidingsinstituut waar klager tijdens zijn verlof had moeten zijn.
De directeur heeft ter zitting van de beroepscommissie een afschrift van een e-mailbericht overgelegd. In dat e-mailbericht, dat afkomstig is van een medewerker van de Centrale Studentenadministratie van de “InHolland Hogeschool” te Haarlem, staat het
volgende vermeld:
“(...)
Zoals zojuist telefonisch besproken hierbij nog de schriftelijke bevestiging dat [klager] niet is op komen dagen voor zijn Studiekeuzecheck op 26 en 29 augustus.
(...)”.
3. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur, waaronder begrepen de inhoud van het door hem ter zitting overgelegde emailbericht, wordt voldoende aannemelijk dat klager zich op 26 augustus 2014 noch op 29 augustus 2014 heeft gemeld op de plek die hij in het
kader van zijn verlof diende te bezoeken. Gelet daarop kon de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – in redelijkheid de bestreden beslissing nemen.
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagrechter zal
worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 maart 2015.
secretaris voorzitter