nummer: 14/4068/GA
betreft: [klager] datum: 23 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 30 oktober 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager gehoord.
De juridisch medewerker van de locatie Zoetermeer heeft schriftelijk laten weten dat de directeur verhinderd is ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van vier dagen opsluiting in een strafcel, wegens het voorhanden hebben van contrabande, te weten een set (telefoon)oordopjes met spreek- en luistermogelijkheid.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is op 16 mei 2014 vanuit Duitsland overgeleverd aan Nederland. Hij kwam op 19 mei 2014 binnen in de locatie Zoetermeer. Klager had drie koffers bij zich en twee daarvan heeft hij meteen laten uitvoeren. In de koffers die zijn uitgevoerd zaten
onder andere mobiele telefoons van het merk Samsung en Nokia. De bijbehorende oordopjes van de Samsung telefoon bevonden zich in de koffer die klager heeft gehouden. De lader hoort bij klagers tondeuse. De tondeuse is overigens niet verzegeld. Het
personeel was al sinds klagers binnenkomst in de locatie Zoetermeer op de hoogte van het feit dat klager deze oordopjes in zijn cel had. Er hebben eerder celinspecties plaatsgevonden. De oordopjes waren niet verstopt. Bij de celinspectie van 20
augustus
2014 bleken de oordopjes ineens een probleem te zijn. Waarschijnlijk omdat op de afdeling een mobiele telefoon is gevonden.
Namens de directeur is in beroep schriftelijk verwezen naar het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt.
3. De beoordeling
Gezien het verhandelde ter zitting acht de beroepscommissie het niet onaannemelijk dat de inhoud van de koffer die klager bij zich had bij binnenkomst in de locatie Zoetermeer niet grondig is doorzocht door het personeel. Zo is bijvoorbeeld niet
weersproken dat de tondeuse die klager onder zijn berusting heeft niet verzegeld is. Daarnaast verbleef klager op het moment dat de celinspectie plaatsvond ruim drie maanden in de locatie Zoetermeer en er hadden reeds eerder celinspecties
plaatsgevonden. Tevens is niet weersproken dat klager de oordopjes niet verstopt had. Gezien het vorenstaande is klagers lezing niet onaannemelijk dat de oordopjes in een – bij binnenkomst wellicht niet goed gecontroleerde – koffer uit Duitsland zijn
ingevoerd. Onder die omstandigheden kan het bezit van de oordopjes geen grond opleveren voor de oplegging van een disciplinaire straf. Het beroep zal daarom gegrond worden verklaard. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te
maken
zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Zij beslist als volgt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 maart 2015
secretaris voorzitter