Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4603/GA, 23 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4603/GA

betreft: [klager] datum: 23 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. V.P.J. Tuma, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de wijze waarop klagers beklag is behandeld bij de beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein op 22 oktober 2014,

alsmede van de overige stukken, waaronder het proces-verbaal waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 10 maart 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Nieuwegein.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de behandeling hiervan bij de beklagrechter
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel, wegens het op ernstige wijze verstoren van de orde, rust en veiligheid tijdens een bijzondere sluiting van de afdeling.

De beklagrechter heeft het beklag als ingetrokken beschouwd gezien de gang van zaken als in het aangehechte proces-verbaal weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het beroep – zakelijk weergegeven – schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager zou tijdens de behandeling bij de beklagzitting hebben gezegd: “Laat het allemaal maar zitten.” Op basis hiervan is de klacht als ingetrokken beschouwd. De beklagrechter had deze conclusie niet mogen trekken. De beklagrechter had op zijn minst
ondubbelzinnig en expliciet moeten vragen of klager inderdaad zijn klacht wilde intrekken en moeten uitleggen wat de consequenties daarvan zijn. Hiervan blijkt niet uit het proces-verbaal. Klager heeft als gevolg van een auto-ongeluk hersenschade
opgelopen, waardoor klager snel geagiteerd raakt en niet altijd de gevolgen van zijn handelen kan overzien. Klager wil dat de beklagprocedure wordt heropend.

De directeur heeft hierop als volgt gereageerd.
De juridisch medewerker was bij de beklagzitting aanwezig. De directeur verwees naar hetgeen over het gebeuren in de beslissing van de beklagcommissie is opgemerkt. Klager is weggelopen tijdens de behandeling bij de beklagzitting.

3. De beoordeling
Uit het proces-verbaal blijkt dat de beklagrechter aan klager heeft uitgelegd wat de bedoeling was van de beklagzitting. Klager is in de gelegenheid gesteld zijn klacht toe te lichten. De beklagrechter heeft na een vraag van klager nogmaals de gang van
zaken uitgelegd, waarop klager is opgestaan en weggelopen met de woorden: “Laat het allemaal maar zitten.” Deze gang van zaken is niet door klager of zijn raadsman weersproken. De beroepscommissie concludeert net als de beklagrechter – en gezien de
inhoud van het proces-verbaal – dat klager het beklag ter zitting van de beklagrechter heeft ingetrokken. De beroepscommissie zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn beroep nu er geen beklag aanhangig is.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven