nummer: 14/4029/GA
betreft: [klager] datum: 23 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.M. Steur, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 10 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zuyder Bos,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 februari 2015, gehouden in de locatie Zuyder Bos, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.M. Steur, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde locatie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van acht dagen in verband met de verdenking van betrokkenheid bij het forceren van een raam van de afdelingskeuken;
b. Het verzoek van de directeur aan de selectiefunctionaris om klager direct over te plaatsen naar een andere inrichting en de onderbouwing daarvan.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had met het voorval in de keuken in het geheel niets te maken. Hij is vervolgens in afzondering geplaatst en na drie of vier dagen overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager stond, toen het personeel op de afdeling kwam, bij de
telefooncel omdat hij wilde bellen. Hij heeft toen geroepen dat er iets aan de hand was en dat iedereen naar zijn cel moest gaan. Klager is vervolgens naar zijn eigen cel gegaan; hij heeft toen niet gerend. Klager is door de directeur gehoord en die
vertelde hem dat de directeur een en ander nader wilde onderzoeken. Door dit voorval, waarbij hij dus niet betrokken was, mag klager niet meer faseren. Hij zit nu in de laatste drie maanden van zijn detentie en krijgt geen vrijheden meer. Klager wist
niet wat er in woonkamer en keuken gebeurde. Hem is vervolgens een ordemaatregel van afzondering opgelegd waarna hij op verzoek van de directeur is overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager is van mening dat zijn klacht ten onrechte ongegrond is
verklaard. De klacht zag op meer dan alleen de opgelegde ordemaatregel, ook op de strafoverplaatsing. Uit het verslag komt niet meer naar voren dan dat een van de personeelsleden het vermoeden had dat klager op de uitkijk stond. De ordemaatregel had
tot
doel om onderzoek te kunnen verrichten. Van dergelijk onderzoek is evenwel niet gebleken en dus gaat klager er vanuit dat dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden. Gelet daarop was er dus ten aanzien van klager enkel het vermoeden dat is weergegeven in
twee regels in het verslag. De directeur heeft de selectiefunctionaris vervolgens verkeerde inlichtingen gegeven. Dat blijkt wel uit de mededeling van de selectiebeslissing, waarin staat dat klager het raam zou hebben geforceerd. Op dit moment loopt er
nog een beroep van klager tegen de afwijzing van zijn verzoek om verlof. Indien klager geen klacht kan indienen tegen de voordracht van de directeur om overplaatsing (en tegen de inlichtingen in het verlofverzoek) komt klagers rechtsbescherming in het
gedrang. Tegen de beslissing van de selectiefunctionaris is wel bezwaar gemaakt. De beslissing daarop is de raadsman niet bekend.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Bij een poging om het raam van de afdelingskeuken op de C-afdeling te forceren was een achttal gedetineerden betrokken. Een en ander werd waargenomen door medewerkers op de E-afdeling die zicht hadden op dat raam. Die medewerkers zijn vervolgens (met
z’n drieën) zachtjes naar de C-afdeling gelopen en troffen daar klager aan. Zij hoorden dat hij andere gedetineerden waarschuwde dat er bewaarders op de afdeling kwamen. Klager stond op dat moment bij de afdelingstelefoon en rende na het geven van de
waarschuwing naar zijn eigen cel. Klager is vervolgens ingesloten, waarna ook de andere bij het voorval aanwezige gedetineerden ingesloten zijn. Alle ingesloten gedetineerden zijn vervolgens de volgende dag gehoord. Aan klager is de onderhavige
ordemaatregel opgelegd en aan de selectiefunctionaris is geadviseerd klager en de andere gedetineerden over te plaatsen. Klager ontkende betrokken te zijn geweest bij het voorval. Voor de directeur was zijn betrokkenheid echter voldoende duidelijk. In
de ogen van de directeur was het roepen van klager naar zijn medegedetineerden voldoende voor de verdenking van betrokkenheid bij een ontvluchtingspoging van meerdere gedetineerden. Voor alle betrokken gedetineerden is een gelijkluidend advies gegeven
aan de selectiefunctionaris. De directeur heeft onderzoek verricht naar het voorval. Geen van de gehoorde gedetineerden heeft toen erkend betrokken te zijn geweest bij dat voorval.
3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Op een maandag is door medewerkers van de inrichting gezien dat een aantal gedetineerden bezig was het keukenraam van de C-afdeling te forceren. Toen medewerkers op die C-afdeling
kwamen, zagen zij klager bij de afdelingstelefoon. Zij hebben toen gehoord dat klager naar medegedetineerden in de keuken heeft geroepen. Diezelfde maandag zijn alle zich in de keuken bevindende gedetineerden en klager ingesloten. De ingesloten
gedetineerden zijn de volgende dag gehoord naar aanleiding van dit voorval en alle betrokken gedetineerden zijn vervolgens (op verzoek van de directeur) overgeplaatst naar een andere inrichting. Klager is die woensdag overgeplaatst.
Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur gezien vorengenoemde feiten en omstandigheden in redelijkheid kunnen beslissen om klager bij wijze van ordemaatregel in afzondering te plaatsen teneinde nader onderzoek te doen naar het
voorval. Dit onderzoek heeft daadwerkelijk plaatsgevonden en heeft niet onredelijk lang geduurd.
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht met betrekking tot de aan klager opgelegde ordemaatregel kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagrechter. Het beroep wordt in zoverre ongegrond verklaard.
Voor zover het beklag zich richtte tegen het advies van de directeur om klager over te plaatsen, geldt dat de overplaatsing van een gedetineerde naar een andere inrichting een bevoegdheid is van de selectiefunctionaris en dat naar aanleiding van een
dergelijke beslissing een afzonderlijke rechtsgang bestaat. In het kader van de onderhavige beroepsprocedure kan klager daarom niet worden ontvangen in dat deel van zijn beklag. De beroepscommissie zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit
onderdeel van zijn beklag.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a van het beklag ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter. Zij verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in onderdeel b van het beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 maart 2015.
secretaris voorzitter