Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3143/JA, 6 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3143/JA

betreft: [klager] datum: 6 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.A.C. de Bruijn, namens

[...], geboren op [1994], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 augustus 2014 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De behandeling van onderhavige zaak stond geappointeerd voor de zittingen van 28 oktober 2014 en 2 december 2014. Vanwege klager, noch zijn raadsman aan te rekenen logistieke redenen, heeft de behandeling op beide data geen doorgang kunnen vinden.
Ter zitting van de beroepscommissie van 6 januari 2015, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, is klagers raadsman gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij aangegeven daarvan geen gebruik te maken.
De directeur van de j.j.i. De Hartelborgt heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Van de zijde van het secretariaat was als toehoorder aanwezig mw. drs. Y. van der Kruit.
De beroepscommissie heeft mondeling uitspraak gedaan en het beroep gegrond verklaard.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere ruimte dan een strafcel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De gronden zijn per fax aangeleverd. Hierin is aangevoerd dat het onbegrijpelijk is dat de beklagcommissie oordeelt dat de maximumtermijn van 15 uur is overschreden maar dat dit geheel gecompenseerd wordt door de aftrek in de straf die klager heeft
gekregen en het beklag vervolgens ongegrond heeft verklaard.
De straf staat niet in verhouding tot het verwijt.
Het is onredelijk vast te houden dat de gronden buiten de termijn zouden zijn ingediend. Het beklag had gegrond verklaard moeten worden omdat de regels zijn geschonden. Klager klaagt zelden, maar hij vindt dat in dit geval de straf ten onrechte is
opgelegd.

Namens de directeur is in beroep bij schrijven van 15 oktober 2014 zijn standpunt als volgt toegelicht. Door klagers raadsman zijn geen gronden ingediend. Daarom kan er ook geen inhoudelijke reactie gegeven worden. Nu er geen met redenen omkleed
beroepschrift is, dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in het beroep.
De directeur heeft op de nader ingediende gronden van 3 november 2014 niet gereageerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie leidt uit de stukken af dat sprake is van een disciplinaire straf, nu de directeur in zijn beslissing aangeeft klager op te sluiten voor een periode van twee dagen.
Vastgesteld wordt dat klager niet gehoord is voor de insluiting. Klager is de ochtend na de insluiting gehoord en daarna is hem de straf opgelegd. Vast staat ook dat de maximale termijn van vijftien uur afzondering ingevolge artikel 24, eerste lid, Bjj
jo artikel 25, vierde lid, Bjj is overschreden. Dat deze termijn zou zijn verdisconteerd in de uiteindelijke duur van de opgelegde straf vormt geen rechtvaardiging voor deze overschrijding.
Voorts is er geen verslag opgemaakt op grond van artikel 12, eerste lid, van de Regeling geweldsinstructie justitiële jeugdinrichtingen.
Gelet op vorenstaande wordt het beroep gegrond verklaard.
Klager komt de na te noemen tegemoetkoming toe.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Zij bepaalt dat aan klager ten laste van de directeur een tegemoetkoming toekomt van
€ 20,=.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. J. Calkoen-Nauta, voorzitter, dr. F. Boer en mr. E. Lucas, leden, bijgestaan door mr. I. Lispet, secretaris, op 6 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven