Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3534/GA, 9 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3534/GA

betreft: [klager]
en 21 medegedetineerden (zie bijlage) datum: 9 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...] en 21 andere medegedetineerden, verder te noemen klagers,

gericht tegen een uitspraak van 5 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem te Veenhuizen.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, zijn gehoord klager, als woordvoerder van de andere klagers, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. de Reus, en [...], plaatsvervangend
vestigingsdirecteur en [...], stagiaire.
De uitnodiging voor klager [...] voor de zitting van de beroepscommissie
is op 16 december 2014 naar de locatie Esserheem verstuurd. De uitnodiging en de stukken zijn echter als onbestelbaar teruggezonden naar de RSJ. Op 26 januari 2015 zijn de stukken naar klagers huisadres gezonden en klager is in de gelegenheid gesteld
zijn standpunt nader toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de overplaatsing van klagers per juni 2014 van de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) locatie Fleddervoort te Veenhuizen naar de afdeling F van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

De beklagcommissie heeft klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klagers en de directeur
Door en namens klagers is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager [...]en zijn raadsman betwisten dat de beklagcommissie mondeling uitspraak heeft gedaan.
Een beslissing tot interne overplaatsing is vatbaar voor beklag. De verlofpas wordt verstrekt door de directeur en daarop was aangegeven dat klagers zich op 29 juni 2014, bij terugkeer van hun weekendverlof, moesten melden bij de locatie Esserheem.
Alle
klagers waren door de selectiefunctionaris geselecteerd voor plaatsing in de z.b.b.i. Fleddervoort en er is geen nieuwe plaatsingsbeslissing genomen ten aanzien van klagers. Voorts zien de klachten ook op de voorzieningen van afdeling F van de locatie
Esserheem. In de wet is niet opgenomen aan welke eisen een z.b.b.i. moet voldoen, terwijl minder wezenlijke onderwerpen wel gedetailleerd zijn geregeld en beklagwaardig zijn. Afdeling F voldoet niet aan de eisen van een z.b.b.i. Klagers werden
gedurende
hun verblijf in Fleddervoort aan minder beperkende maatregelen onderworpen dan in afdeling F van Esserheem. De inrichting afdeling F is omringd door hekken, voor de ramen van de verblijfsruimten zijn tralies aanwezig, klagers konden zich niet vrijelijk
door de inrichting begeven en klagers werden iedere dag na terugkomst in de inrichting aan hun lichaam en kleding onderzocht. In artikel 13, derde lid, van de Pbw jo artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden zijn de
beperkt beveiligde inrichtingen of afdelingen bestemd voor gedetineerden die een beperkt vlucht- of maatschappelijk risico vormen. Klagers achten de situatie die is ontstaan als gevolg van hun overplaatsing in strijd met het beginsel van minimale
beperkingen, zoals neergelegd in artikel 2, vierde lid, van de Pbw. Kenmerkend voor een z.b.b.i. is een laag beveiligingsniveau en in afdeling F is daarvan geen sprake. De locatie Fleddervoort was een soort bungalow, waar je in en uit kon lopen. Nu
moeten klagers door detectiepoorten en door elf elektronische deuren. Volgens klager [...] brengt de overplaatsing naar afdeling F de resocialisatie in gevaar. Het zou al veel schelen als afdeling F een aparte ingang had. Klager heeft alleen een
beschikking ontvangen dat hij geplaatst is in de locatie Fleddervoort. Hij heeft geen beslissing gekregen van zijn plaatsing op afdeling F.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De beklagcommissie heeft mondeling uitspraak gedaan en het beroep is derhalve te laat ingediend. Klagers dienen dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Voorst betreft het een algemene voor alle in de inrichting verblijvende gedetineerden algemene regel en in beginsel staat daartegen geen beklag open.
Een verlofpas is niet te beschouwen als een beslissing van de directeur. Dit is een bewijs dat een gedetineerde rechtmatig buiten de inrichting mag verblijven. Om te voorkomen dat gedetineerden zich bij terugkeer van hun weekendverlof bij de verkeerde
inrichting zouden melden was het adres van de locatie Esserheem op de verlofpas vermeld.
Het inrichtingsnummer van locatie Fleddervoort is niet veranderd. De inrichting is als geheel overgeplaatst naar afdeling F en het regime van afdeling F voldoet aan de vereisten van een z.b.b.i. De gedetineerden werken buiten de inrichting en zij
kunnen
gebruik maken van de sportschool en de winkels buiten.

3. De beoordeling
Uit telefonische informatie van 13 januari 2015 van de secretaris van de beroepscommissie bij het secretariaat van de beklagcommissie bij de locatie Esserheem is gebleken dat de beklagcommissie geen mondeling uitspraak heeft gedaan. Het beroep is
derhalve tijdig ingediend.

Bij besluit van 17 maart 2014, nummer 496697, is de bestemming van de p.i. Veenhuizen geregeld. Onder 3. van dit besluit is het perceel Hoofdweg 32 te Veenhuizen, gemeente Noordenveld, aangeduid als locatie Fleddervoort, aangewezen als gevangenis,
inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een zeer beperkt beveiligingsniveau.
Vervolgens is bij besluit van 23 juni 2014, nummer 534564, de bestemming van de p.i. Veenhuizen nader geregeld.
Onder 2.3 van dat besluit is bepaald dat van het perceel Meidoornlaan 38 te Veenhuizen, aangeduid als Locatie Esserheem, afdeling F is aangewezen als inrichting voor mannen, met een regime van algehele gemeenschap en een zeer beperkt
beveiligingsniveau.

Naar het oordeel van de beroepscommissie volgt uit het voorgaande dat de bestemmingsaanwijzingen niet aldus gelezen kunnen worden dat de hiervoor genoemde percelen gezamenlijk één gevangenis vormen, maar dat deze ieder voor zich tot gevangenis werd en
wordt bestemd. Daaraan doet niet af dat deze percelen in het besluit van 17 maart 2014, nummer 496697 tezamen worden aangeduid als de p.i. Veenhuizen en dat zij onder één directie vallen.

Het uitgangspunt van de wet is immers dat aan een inrichting of een afdeling van een inrichting, waarmee wordt gedoeld op een geografisch herkenbaar gebouwelijk complex, een bepaalde penitentiaire inrichting wordt toebedeeld.
Dit valt af te leiden uit onderdeel 7 van de memorie van toelichting bij de Pbw (Kamerstukken II, 1994-1995, 24263. nr. 3, pagina 23 en 24) alwaar het volgende valt te lezen: “Onder het begrip inrichting valt te verstaan een feitelijke en
organisatorische eenheid. Vaak zal het gaan om één gebouw dat onder beheer van een directeur staat. Aan de orde is al geweest (onderdeel 6 onder c) de in gang zijnde organisatorische bundeling van gebouwen. In een dergelijke situatie laat de wet de
mogelijkheid open om een complex van gebouwen als een penitentiaire inrichting aan te duiden. Het komt de overzichtelijkheid ten goede, indien gebouwen die op deze wijze worden samengevoegd geografisch een herkenbare eenheid vormen. Indien inrichtingen
die niet in elkaars nabijheid liggen, organisatorisch onder hetzelfde beheer worden gebracht zullen de samenstellende delen als even zovele penitentiaire inrichtingen worden aangeduid.”
Deze uitleg van het begrip inrichting is ook overigens in overeenstemming met de bij de invoering van de Pbw gekozen uitgangspunten (Vgl. BC 08/2532/GB van 30 december 2008). Met inachtneming van het vorenstaande is de selectiefunctionaris, gelet op
artikel 15, derde lid, van de Pbw bevoegd tot overplaatsing te beslissen. Deze bevoegdheid van de selectiefunctionaris is een exclusieve bevoegdheid die niet kan worden gedelegeerd aan directeuren van penitentiaire inrichtingen.
Bij de beslissing tot overplaatsing van klagers naar afdeling F van de locatie Esserheem is gelet op het vorenstaande geen sprake van een interne overplaatsing en deze beslissing van de directeur is dan ook onbevoegd genomen. Het beklag zal derhalve
gegrond worden verklaard.
Aan klagers zal een tegemoetkoming van € 20,= worden toegekend.

Ten overvloede merkt de beroepscommissie op dat in genoemde aanwijzingsbeschikking van 23 juni 2014 afdeling F te Esserheem is aangewezen als een inrichting met een zeer beperkt beveiligingsniveau. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is
gebleken dat dit niet strookt met de feitelijke situatie van de afdeling F.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klagers alsnog ontvankelijk in hun beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij kent klagers een tegemoetkoming van € 20,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. F.M.J. Bruggeman en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 9 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven