Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3969/GA, 23 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3969/GA

betreft: [klager] datum: 23 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 oktober 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo, is[...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Norgerhaven, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, wegens een positieve urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt toegelicht.
Klager heeft niet gerookt in de inrichting. Er is sprake van afbouw. Klager had recht op een bedenktijd van 24 uur voor een herhalingsonderzoek. Voorts is de mededeling eerst op 15 oktober 2014 aan klager uitgereikt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager had, gezien de periode dat hij in detentie verbleef, negatief moeten scoren bij de controle. Er is geen sprake van afbouw. Klager moet tussentijds bijgebruikt hebben, waardoor er een positieve uitslag is gekomen.

3. De beoordeling
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie dient voor de beoordeling of er sprake is geweest van (bij)gebruik sinds het moment waarop de vorige urinecontrole is afgenomen, te worden gekeken naar de verhouding tussen de THC-waarde en de
kreatininewaarde (de THC/kreatinine-ratio). Indien de THC/kreatinine-ratio op het moment van afname van de (vervolg)urinecontrole niet voldoende is gedaald, dan gaat de beroepscommissie er in beginsel vanuit dat sprake is van bijgebruik van cannabis.

De beroepscommissie is ambtshalve bekend met het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 17 oktober 2013. Het NFI heeft in dit rapport uiteengezet wat de halfwaardetijd is. De halfwaardetijd van een stof is de tijd waarin de
concentratie voor de helft is afgenomen. Gemiddeld genomen is de halfwaardetijd van de THC/kreatinine-ratio 36 uur. De beroepscommissie onderkent dat de gehanteerde halfwaardetijd een gemiddelde halfwaardetijd betreft, die niet onverkort op elke
gedetineerde kan worden toegepast. Daarom kan in bijzondere omstandigheden – die door de gedetineerde aannemelijk moeten worden gemaakt – van bovengenoemd uitgangspunt worden afgeweken. In dit geval heeft klager niet aannemelijk gemaakt dat sprake is
van bijzondere omstandigheden die een uitzondering op bovengenoemd uitgangspunt rechtvaardigen.

Uit het uitslagenformulier blijkt het volgende. Op 28 april 2014 heeft klager >1000 gescoord op cannabis met een kreatininewaarde van 36,3 (dit betrof een zogenoemde inkomenstencontrole). Op 14 mei 2014 heeft klager 819 gescoord op cannabis met een
kreatininewaarde van 12,4. In casu betreft het beklag de uitslag van 14 juni 2014. Klager heeft toen 58 gescoord op cannabis met een kreatininewaarde van 15,1. Het herhalingsonderzoek geeft een uitslag van 66 op cannabis en een kreatininewaarde van
15,8. Gelet op het vorenstaande acht de beroepscommissie voldoende aannemelijk dat klager heeft (bij)gebruikt. De beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf op te leggen is daarom niet onredelijk of onbillijk. Het beroep zal
ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. G.M. Mohanlal en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven