Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3479/GA, 6 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 14/3479/GA

betreft: [klager] datum: 6 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 12 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, betreffende het feit dat een poststuk van de Duitse ambassade niet in klagers bijzijn is geopend en het hem niet is toegestaan een vlag
op
cel te hebben,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Hierbij is onder meer in aanmerking genomen dat de Duitse ambassade niet onder de in artikel 37, eerste
lid onder a tot en met j van de Pbw genoemde personen of instanties valt en ook niet als een dergelijke instantie is aangewezen door de Minister of de directeur op grond van artikel 37, eerste lid onder k, van de Pbw.
Op grond van het bepaalde in art. 4.5.3 van de Huisregels p.i. Veenhuizen kan de directeur bepaalde bij brieven of poststukken gevoegde voorwerpen weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op handhaving van de orde of veiligheid in de
inrichting.
Onder 4.5.1.1. wordt vermeld dat voorwerpen van aanstootgevende aard niet zijn toegestaan. Nu nationale vlaggen onder omstandigheden als uiting van nationalisme aanstootgevend kunnen zijn, kan de beslissing van de directeur deze vlag, als bijgevoegd
bij
een poststuk, te weigeren niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij zij nog opgemerkt dat de vlag aan de fouillering van klager is toegevoegd.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. C.M. van der Bas en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 6 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven