Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0390/SGA, 13 februari 2015, schorsing
Uitspraakdatum:13-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/390/SGA
Betreft : [klager] datum: 13 februari 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. Y. Taghi, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 6 februari 2015, inhoudende de oplegging van een disciplinaire
straf
van veertien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 6 februari 2015 om 09.00 uur en eindigend op 20 februari 2015 om 09.00 uur, wegens het op ernstige wijze in gevaar brengen van de orde, rust en veiligheid door het gebruik van zeer opruiende
taal in de werkzaal.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 9 februari 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 12 februari 2015.

1. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de directeur en uit het klaagschrift komt naar voren dat verzoeker tevens
– naar aanleiding van het gedrag dat heeft geleid tot onderhavige disciplinaire straf – is teruggeplaatst (gedegradeerd) naar het basisprogramma. Het schorsingsverzoek ziet enkel op de disciplinaire straf. De voorzitter zal de degradatiebeslissing
daarom verder buiten beschouwing laten.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Op zich zelf bezien kan klagers gedrag, met name zijn uitlatingen in de werkzaal, worden beoordeeld als gedrag dat een gevaar oplevert voor de orde en rust in de inrichting. Ook is begrijpelijk dat personen die de gewraakte opmerkingen van klager
hebben
verstaan en begrepen, hierdoor ernstig geschokt kunnen raken. Dat rechtvaardigt op zich de beslissing van de directeur om een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel op te leggen voor dit gedrag. De vraag die vervolgens gesteld moet worden,
is of dit gedrag een disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de maximaal toegestane duur rechtvaardigt. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter moet die vraag ontkennend worden beantwoord. Immers, welke straf moet dan opgelegd
worden voor nog veel ernstiger vergrijpen? Gelet daarop, komt het verzoek (thans) voor toewijzing in aanmerking.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven