Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4335/TA, 31 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:31-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4335/TA

betreft: [klager] datum: 31 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 14 november 2014 van de beklagcommissie bij FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 6 maart 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.E. de Jong, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...] en [...],
stafjuristen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de maatregel van afzondering d.d. 26 augustus 2013 (RV2013/415);
b. de maatregel van afzondering d.d. 15 september 2013 en de maatregel van separatie d.d. 16 september 2013 (RV2013/433) en de voortduring van de maatregel van separatie (RV201/443);
c. weigering bezoek van klagers moeder d.d. 19 september 2013 (RV2013/440);
d. de maatregel van afzondering d.d. 3 oktober 2013 (RV2013/444);
e. de voortduring van de maatregel van afzondering d.d. 11 oktober 2013 (RV2013/446);
f. de maatregel van afdelingsarrest en het uitoefenen van toezicht tijdens het bezoek d.d. 23 oktober 2013 (RV2013/466);
g. de maatregel van afzondering d.d. 15 december 2013 (RV2013/510).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is – zakelijk en samengevat weergegeven - in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verwijst naar alle aan de beklagcommissie overgelegde bescheiden en verzoekt deze hier als
herhaald en ingelast te beschouwen. Klager meent dat er geen (deugdelijke) inhoudelijke behandeling van zijn beklag heeft plaatsgevonden. Klager verzoekt verschillende getuigen te horen teneinde tot waarheidsvinding te komen. De verhalen die klager in
zijn klaagschrift heeft toegelicht en de verhalen volgens de inrichting lopen ver uiteen. De getuigen kunnen aangeven wat er werkelijk is gebeurd. Het gaat klager om zijn rechtvaardigheidsgevoel. De gebeurtenissen in de inrichting rond het overlijden
van zijn vader hebben een ernstig traumatisch effect op klager gehad. Het kost hem veel moeite om dit te verwerken. Het begint met eerlijkheid van de kant van de inrichting. De feiten zoals die door de inrichting zijn weergegeven kloppen niet. Klager
was redelijk en rustig in zijn gedrag. Hij wilde na het overlijden van zijn vader bij zijn familie zijn. De inrichting toonde gebrek aan empathie en hanteerde het conflictmodel. Men was niet gediend van de reacties van klager. Klager verbleef vanaf 25
april 2013 in FPC 2Landen en is op 20 juni 2013 geplaatst in De Rooyse Wissel. Er was sprake van een bizarre ontwikkeling in klagers strafzaak, doordat de rechtbank klager tbs met voorwaarden had opgelegd, maar het gerechtshof in hoger beroep tbs met
dwangverpleging. De verhoudingen waren vanaf zijn binnenkomst in De Rooyse Wissel verstoord. De inrichting had geen persoonlijke aandacht voor klager.
Klager is geen gevaar geweest voor de orde en veiligheid in de inrichting. De inrichting had gelet op de familieomstandigheden meer respect kunnen tonen voor het feit dat klager zich terugtrok. Op 30 januari 2014 is klager overgeplaatst naar De
Woenselse Poort en sindsdien zijn er geen problemen meer.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het horen van getuigen zal waarschijnlijk niets toevoegen aan de documenten die door de inrichting zijn overgelegd. Het hoofd van
de inrichting verwacht ook dat na zo lange tijd de personeelsleden zich de gebeurtenissen niet zo scherp meer zullen kunnen herinneren.
De inrichting was op de hoogte van de slechte situatie van klagers vader. Het personeel heeft getracht hem te begeleiden hierbij, maar klager wilde dit niet. Het behandelteam heeft weinig kunnen zien van het rouwproces dat klager heeft doorgemaakt.
Vanaf de eerste kennismaking heeft klager geprobeerd afstand te houden. De inrichting heeft geprobeerd dit te kantelen. Op het moment dat er spanningen waren, reageerde klager met dwingend gedrag en konden er geen inhoudelijke gesprekken plaatsvinden.
Het was voor het behandelteam lastig in te schatten hoe klager zich zou verhouden tot de andere verpleegden in de groep. Er bestond geen inzicht in wat klager ten diepste bewoog.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht getuigen te horen. Uit de door klager ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting leidt de beroepscommissie af dat de af te leggen verklaringen niet zozeer zullen zien op wat feitelijk heeft plaatsgevonden, maar
veeleer
hoe deze feiten dienen te worden gewaardeerd. Dit blijkt reeds uit de veelomvattende toelichting die klager heeft gegeven op tal van gesprekken en gebeurtenissen in de inrichting. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Uit de stukken en de ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichtingen komt een tamelijk complexe situatie naar voren. Klager voelt zich slachtoffer van de wijze waarop de inrichting is omgegaan met het overlijden van zijn vader. Zo heeft
klager
geen verlof gekregen om naar de begrafenis te gaan. Toen zijn moeder enige tijd na de begrafenis op bezoek kwam is zij in de ogen van klager zeer onheus bejegend. Klager heeft hierop op een wijze gereageerd die door de inrichting als problematisch is
ervaren en tot tal van beperkende maatregelen heeft geleid. Beide partijen houden vast aan hun initiële standpunten. Voor klager is dat de erkenning dat hij onrechtvaardig is behandeld, voor de inrichting is dat de voorwaarde dat eerst een open
verstandhouding en goede samenwerking met klager moeten worden bereikt. Aldus is een moeizame dynamiek ontstaan, die geleid heeft tot een impasse, die kennelijk pas kon worden doorbroken door klagers overplaatsing naar De Woenselse Poort.

De aan klager opgelegde beperkingen (separatie, afzondering en afdelingsarrest) kunnen worden opgelegd – kort gezegd – uit veiligheidsoverwegingen gelet op de gevaarlijkheid van de verpleegde, of uit oogpunt van de handhaving van de orde of de
veiligheid in de inrichting. In de toelichting van het hoofd van de inrichting komt veelvuldig naar voren dat klagers gedrag niet goed was in te schatten, dat hij dwingend en dreigend overkwam en enkel functioneel in zijn contact met de
inrichtingsmedewerkers was. Klager stelt dat de verstandhouding met de inrichting vanaf zijn binnenkomst in de inrichting op 20 juni 2013 niet goed was. Tegen deze achtergrond sluit de beroepscommissie niet uit dat de inrichting het feitelijk
waargenomen gedrag niet altijd op juiste wijze heeft geïnterpreteerd. Het feit dat beide partijen elkaar niet weten te vinden, lijkt terug te voeren op een gebrek aan wederzijds vertrouwen. Vertrouwen bij klager dat de inrichting het beste met hem voor
had; en bij de inrichting dat het overlijden van zijn vader voor klager meer betekenis had dan hij liet zien. Bemiddeling kan in zulke situaties mogelijk een betere uitkomst bieden dan het beklagrecht. Dit laatste is evenwel door klager ingeroepen
zodat
de beroepscommissie de klachten dient de beoordelen. Daarbij staat centraal of de bestreden beslissingen voldoende worden onderbouwd door concrete feiten. Dit leidt tot het volgende oordeel.

A.
Aan klager is op 26 augustus 2013 een afzonderingsmaatregel opgelegd, omdat hij dwingend en boos werd, nadat hem was uitgelegd dat de kans op extra incidenteel verlof in verband met de komende begrafenis van zijn vader klein was. Volgens de inrichting
reageerde klager met de woorden: “als het verlof niet doorgaat, is het oorlog”. Volgens de inrichting was klagers toestand dermate dat hij niet op de groep kon verkeren. De beroepscommissie is van oordeel dat de beslissing voldoende feitelijk is
onderbouwd en niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

B.
Aan klager is op 15 september 2013 een maatregel van afzondering en op 16 september 2013 een maatregel van separatie opgelegd. Tijdens een bezoek van klagers moeder op 14 september 2013, waarbij de moeder emotioneel werd, reageerde klager agressief
naar
het personeel. In de schriftelijke mededeling van de afzonderingsmaatregel staat hierover: “U schreeuwde en kwam fysiek zo dichtbij personeel dat de neuzen elkaar bijna raakten”. Op 16 september 2013 hoorde sociotherapie het gerucht dat klager
medepatiënten geld had aangeboden om het hoofd behandeling iets aan te doen. Klager wilde niet met sociotherapie praten. Op 3 oktober 2013 is de separatie beëindigd. De beroepscommissie is van oordeel dat het incident voldoende feitelijk is onderbouwd.
De beslissingen tot oplegging van de afzonderingsmaatregel en separatie kunnen derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

C.
Na een bezoek van klagers moeder op 14 september 2013 ontstond onrust. Klager vergeleek de afdeling met Auschwitz. Klagers moeder beaamde dit. Dit gebeurde op de afdeling in bijzijn van andere patiënten, waardoor een ongewenste sfeer ontstond. De
beslissing van de inrichting om bezoek van klagers moeder naar aanleiding van deze gebeurtenis voor een bepaalde periode te weigeren is naar het oordeel van de beroepscommissie niet onredelijk. Het beroep zal dus in zoverre ongegrond worden verklaard.

D. en e.
Op 3 oktober 2013 is klager afgezonderd. Klager was volgens de inrichting wisselend “in contact”. Op momenten was klager erg dwingend en maakte de indruk erg gespannen te zijn. De inrichting meldt dat klager niet scheldt of dreigt. De beroepscommissie
is van oordeel dat het hoofd van de inrichting onvoldoende feiten heeft aangedragen, die duiden op een concreet gevaar of (dreiging van de) verstoring van de orde of de veiligheid in de inrichting. Het beroep dient derhalve in zoverre gegrond te
worden
verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal in zoverre alsnog gegrond worden verklaard. Nu het klager vooral te doen is om het krijgen van immateriële genoegdoening, zijn geen termen aanwezig voor het
toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

F.
Aan klager is op 23 oktober 2013 een maatregel van afdelingsarrest opgelegd. Ook is er toezicht uitgeoefend tijdens het bezoek. Volgens de inrichting geeft klager geen openheid over de vermoedelijke dreigementen in de richting van zijn hoofd
behandeling. Voorts zet hij een negatieve sfeer neer op de groep. De inrichting noemt enkele voorbeelden. Klager zou na een weigering zijn blokken te volgen op negatieve toon gezegd hebben: “zo, nu hebben jullie weer wat te schrijven, he?!”. Ook zou
klager in negatieve zin een medepatiënt hebben beïnvloed over het aflossen van een schuld. Verder zou klager op een negatieve manier zijn medepatiënten een advies over juridische zaken hebben gegeven. Ook zou klager een sociotherapeut met een strakke
blik hebben aangesproken toen klager last had van de muziek van een medepatiënt. De beroepscommissie is van oordeel dat in het voorgaande onvoldoende concrete aanknopingspunten zijn te vinden die duiden op een concreet gevaar of (dreiging van de)
verstoring van de orde of de veiligheid in de inrichting. Het beroep dient daarom in zoverre gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal in zoverre alsnog gegrond worden verklaard. Nu het
klager vooral te doen is om het krijgen van immateriële genoegdoening, zijn geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan klager.

G.
Op 15 december 2013 is aan klager een maatregel van afzondering opgelegd nadat door het personeel was geconstateerd dat in de televisie een kopje water was gegooid, de muiskabel was verbogen en de afstandsbediening van een medepatiënt kapot was gemaakt
en in de vuilnisbak was gegooid. Volgens de inrichting waren klager en een medepatiënt de enigen die die ochtend op de groep waren. Gelet op deze concrete feiten heeft het hoofd van de inrichting in redelijkheid kunnen besluiten klager af te zonderen.
Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond wat betreft de onderdelen a, b, c en g en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep gegrond wat betreft de onderdelen d, e en f, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, prof. Dr. B.C.M. Raes en mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 31 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven