Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4210/TA, 3 april 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-04-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4210/TA

betreft: [klager] datum: 3 april 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 oktober 2014 van de beklagcommissie bij FPC Van der Hoeven Kliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 februari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H.J. van Rhijn, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], locatiemanager
zorg, en [...], juridisch medewerker.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag houdt in dat klager zijn inkomende post in aanwezigheid van het personeel moet openen ter controle op aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Vanaf november 2013 tot heden moet klager inkomende post in aanwezigheid van het personeel openen. Sommige personeelsleden zijn hierin heel
consequent, andere minder. Er bestaat geen enkele aanleiding voor oplegging van deze postmaatregel. In al die tijd is nooit enig verboden voorwerp in klagers post aangetroffen. De maatregel is disproportioneel en de inrichting maakt misbruik van haar
bevoegdheid. Klager wordt zelfs verplicht dunne enveloppen en enveloppen afkomstig van de Open Universiteit te openen. Er zijn andere manieren om klagers ‘handel en wandel’ te controleren. Het is correct dat klager positief heeft gescoord bij een
urinecontrole. Dit was vlak na zijn binnenkomst. Daarna is dit nooit meer gebeurd.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager moet inkomende post in het bijzijn van het personeel openen, zodat deze post op aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen
kan
worden onderzocht. Op deze manier probeert de inrichting meer zicht op klagers ‘handel en wandel’ te krijgen. Tot op heden bestaat hierop nauwelijks zicht. Er is in dit kader geen specifieke instructie opgesteld voor het personeel; personeelsleden
hebben de vrijheid om te kiezen of klager zijn post in hun aanwezigheid moet openen. Klager heeft in het verleden positief gescoord op het gebruik van softdrugs. Het is correct dat er tot op heden geen contrabande is aangetroffen in klagers post.
Overigens hoeft er geen speciale aanleiding te bestaan om een dergelijke maatregel toe te passen.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht niet onbegrijpelijk dat de inrichting na klagers binnenkomst enige tijd gebruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid ingevolge artikel 35, tweede lid, van de Bvt om klagers inkomende post op aanwezigheid van bijgesloten
voorwerpen
te onderzoeken. Immers, er bestond toen nog een onvoldoende beeld over klager en klager heeft vlak na zijn binnenkomst positief gescoord op het gebruik van softdrugs.

Gebleken is evenwel dat deze postmaatregel, die reeds sinds november 2013 ten aanzien van klager wordt toegepast, weinig resultaat heeft opgeleverd; er is nooit contrabande aangetroffen in klagers inkomende post en de postmaatregel heeft (kennelijk)
niet geleid tot een beter inzicht in klagers ‘handel en wandel’. De postmaatregel is dus niet doelmatig gebleken. Tegen deze achtergrond bezien en in aanmerking genomen het beginsel van minimale beperkingen (artikel 2, tweede lid, Bvt) is de
beroepscommissie van oordeel dat het zo langdurig, stelselmatig en ongelimiteerd toepassen van deze postmaatregel ten aanzien van klager dient te worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de
uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie kent aan klager, vanwege het door hem geleden ongemak, een tegemoetkoming toe van
€ 10,=.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat het vorenstaande niet uitsluit dat de inrichting steekproefsgewijs klagers inkomende post kan onderzoeken op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 10,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit:
mr. Drs. F.A.M. Bakker, voorzitter, mr. J.M.L. Niederer en prof. Dr. B.C.M. Raes, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 3 april 2015

secretaris voorzitter

Naar boven