Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3943/GA, 19 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3943/GA

betreft: [klager] datum: 19 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 september 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2015, gehouden in de p.i. Almelo, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts, en [...], plaatsvervangend directeur van de p.i. Ter Apel. Tevens was [...], juridisch
medewerker van de p.i. Ter Apel, aanwezig.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de wijze waarop klager is behandeld toen hij op 1 juli 2014 na transport moest overnachten in een passantencel.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager kwam ’s-avonds terug. Hij wilde al zijn medicatie verstrekt krijgen, maar hij kreeg slechts één medicijn verstrekt. Klager wilde daarom naar zijn cel om de overige drie soorten medicatie te halen. Dit mocht niet. Klager heeft zich niet agressief
gedragen. Ook heeft klager koud eten verstrekt gekregen. Klager is met geweld in de passantencel geduwd. De beklagcommissie heeft de geweldsporen gezien bij klager.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Navraag bij de medische dienst leert dat klager op 1 juli 2014 twee soorten medicatie kreeg voorgeschreven, namelijk een pil en een inhaler. De inhaler mag klager altijd bij zich dragen. Dat klager de inhaler niet bij zich had, komt voor zijn rekening.
Het andere medicijn (een pil) heeft klager verstrekt gekregen. Klager wilde de nacht niet doorbrengen in de passantencel. De badmeester heeft klager met lichte dwang naar de passantencel begeleid en klager is zelf de cel ingelopen. Hiervoor wordt
verwezen naar het verslag dat is opgemaakt door de badmeester. Voorts wordt opgemerkt dat het beklag gericht is tegen het feitelijk handelen van de badmeester.

3. De beoordeling
Gezien het verhandelde ter zitting is het beklag gericht tegen het feitelijk handelen van de badmeester toen klager terugkwam van transport. Het beklag is niet gericht tegen een door of namens de directeur jegens klager genomen beslissing, als bedoeld
in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. De beroepscommissie overweegt dan ook dat klager niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard in zijn beklag. De beroepscommissie beslist als volgt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. G.M. Mohanlal en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 19 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven