Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4418/GM, 19 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4418/GM

betreft: [klager] datum: 19 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 12 augustus 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager en de inrichtingsarts verbonden aan de locatie Zuid zijn niet verschenen ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015 in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 30 juli 2014, betreft het niet voortvarend handelen van de medische dienst met betrekking tot klagers hernia.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft zijn klacht schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft al zeveneneenhalve maand een kapotte rug. Hij wordt op 12 december 2014 geopereerd. Dit had niet gehoeven als hij meteen was geholpen. Hij heeft dag en
nacht pijn. Hetgeen de medische dienst schrijft is niet waar.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Klager is op 27 juni 2014 vanuit de locatie De Berg overgeplaatst naar de locatie Zuid te Arnhem. Uit zijn medisch dossier volgt onder meer dat hij in de locatie Zuid pijnstillers voorgeschreven heeft gekregen, er een andere matras en een ander kussen
voor hem zijn aangevraagd en dat hij is verwezen naar de fysiotherapeut. Op 4 juli 2014 is een verwijsbrief voor de neuroloog opgemaakt. De beroepscommissie overweegt dat niet gebleken is dat de medische dienst niet adequaat heeft gehandeld ten aanzien
van klagers hernia. Aangezien een hernia vaak vanzelf weer overgaat, dient zo lang mogelijk te worden gewacht met een operatie. Het was dan ook juist verstandig om de lage rugpijn met uitstralende pijn even aan te zien. Dat klager op 12 december 2014
is
geopereerd was niet te laat. Uit het medisch dossier blijkt dat de medische dienst klagers toestand steeds goed in de gaten heeft gehouden, hoewel het nauwelijks notities bevat over de uitkomst van neurologische onderzoeken die bij een dergelijke
klacht
verricht worden. Desondanks is de beroepscommissie het voorgaande, in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de inrichtingsarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het
beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven