Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0149/GM, 17 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/149/GM

betreft: [klager] datum: 17 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C. van Hoogmoed, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 13 november 2014 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015, gehouden in de p.i. Vught, is klager, bijgestaan door een kantoorgenoot van zijn raadsvrouw, mevrouw mr. A.L. Louwerse, gehoord.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Lelystad is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 18 oktober 2014, houdt in dat:

a. de medische dienst bij twee verloven heeft verzuimd aan klager medicatie mee te geven en
b. de medische dienst heeft verzuimd een afspraak met cardioloog dr. S. op 4 september 2014 en een afspraak met cardioloog dr. H. op 5 september 2014 in te plannen.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is de klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Na een zitting bij de beroepscommissie in een andere zaak op 7 januari 2015, bleek dat het door klager ingediende beroepschrift in de onderhavige zaak nooit door de Raad
is ontvangen. Klager heeft vervolgens alsnog een kopie van het op 18 november 2014 ingediende beroepschrift overgelegd. Hij begrijpt niet hoe het mis heeft kunnen gaan. Hij had het beroepschrift op 18 november 2014 in het daarvoor bestemde postvak in
het kantoor van het personeel gelegd. Klager is van mening dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Inhoudelijk voert klager aan dat de medische dienst de afspraken met de cardioloog in het Amsterdam Medisch Centrum (AMC) had dienen
te bevestigen per fax. Het AMC verstrekt telefonisch geen informatie aan derden. Dit is een vaste procedure bij het AMC. De medische dienst heeft verzuimd een faxbericht te sturen, waardoor klager de afspraken heeft gemist. Voor wat betreft de
medicatie
tijdens zijn verloven voert klager aan dat zijn medicatie bekend was bij de medische dienst. Hij had zelf niet gedacht aan zijn medicatie, want hij was blij dat hij met verlof mocht. Hij kreeg een hoop papieren mee tijdens zijn verlof. Hij was ervan
uitgegaan dat daar een herhaalrecept bij zou zitten. Dit bleek echter niet zo te zijn. De inrichting wilde het recept niet faxen en gaf aan dat klager het recept bij de inrichting moest ophalen. Dit vond klager zonde van zijn verlof, dus is hij naar de
cardioloog in het ziekenhuis gegaan. Dit is gebeurd bij het verlof van 16 tot 18 september 2014 en bij het verlof van 14 tot 16 oktober 2014. Klager verzoekt om een tegemoetkoming van twee maal € 20,= voor het niet meegeven van zijn medicatie gedurende
zijn verloven en een tegemoetkoming van twee maal € 50,= voor de gemiste afspraken in het ziekenhuis.

De inrichtingsarts heeft schriftelijk het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. Gedetineerden kunnen hun post in het postvak in de teamkamer deponeren. Het personeel zorgt er dan voor dat de post wordt verzonden. Het postvak wordt
iedere dag geleegd, zodat het niet zo kan zijn dat het beroepschrift dusdanig lang in het postvak heeft gelegen dat hierdoor een termijnoverschrijding is ontstaan. Verzocht wordt dan ook om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep.
Inhoudelijk wordt aangevoerd dat niet bekend was wanneer klager met verlof ging, waardoor het mis is gegaan met de medicatie. Voor wat betreft de gemiste afspraken stelt klager terecht dat is verzuimd een afspraak in te plannen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 30, tweede lid, van de Pm wordt het beroepschrift uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van de mededeling van de medisch adviseur ingediend. Het verslag van bemiddeling van de medisch adviseur is
gedateerd op 13 november 2014. Het door klagers raadsvrouw ingediende beroepschrift dateert van 14 januari 2015 en is op 16 januari 2015 op het secretariaat van de Raad ontvangen, derhalve ver na voormelde termijn. De beroepscommissie acht, mede gelet
op de door de raadsvrouw overgelegde kopie van het beroepschrift van 18 november 2014, aannemelijk dat klager tijdig een beroepschrift in het daarvoor bestemde postvak van de teamkamer heeft gedeponeerd. Tegen deze achtergrond moet klager het voordeel
van de twijfel worden gegeven en dient hij te worden ontvangen in zijn beroep.

A.
De beroepscommissie overweegt dat de verantwoordelijkheid van de inrichting niet ophoudt op het moment dat een gedetineerde met verlof gaat. De medische dienst had dan ook dienen te zorgen voor klagers medicatie toen klager met verlof ging. Voorts ziet
de beroepscommissie niet in waarom de medische dienst, toen bleek dat was verzuimd om klager zijn medicatie dan wel een recept hiervoor mee te geven, niet alsnog een recept aan klager kon versturen.

B.
De beroepscommissie stelt vast dat klager op 4 september 2014 en op 5 september 2014 voor controle naar het AMC moest. Het AMC wilde telefonisch echter geen informatie verstrekken aan de medische dienst over de afspraken en gaf aan dat de medische
dienst een faxbericht kon sturen. De medische dienst heeft erkend dit te hebben verzuimd als gevolg waarvan de afspraken geen doorgang hebben kunnen vinden. Gelet hierop heeft de medische dienst naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende
voortvarend gehandeld.

De beroepscommissie is het voorgaande, in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de medische ten aanzien van a. en b. dient te worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal
derhalve gegrond worden verklaard. Zij acht geen termen aanwezig voor toekenning van een tegemoetkoming aan klager, nu het door klager ondervonden nadeel naar haar oordeel beperkt is gebleven.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. Ing. C.J. Ruissen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven