Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4773/GM, 17 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4773/GM

betreft: [klager] datum: 17 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de tandarts verbonden aan de locatie Ooyerhoek Zutphen,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 3 december 2014 van de bemiddeling door de tandheelkundig adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn klager en [...], tandarts verbonden aan de locatie Ooyerhoek, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de tandheelkundig adviseur van 30 oktober 2014, betreft de weigering van de tandarts om een kies van klager te vullen en de omstandigheid dat de tandarts provocerend gedrag vertoont en
klager
bedreigt en beledigt.

2. De standpunten van klager en de tandarts
Klager heeft zijn klacht als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager verbleef bij stichting Exodus. Voor zijn verblijf bij stichting Exodus was hij reeds onder behandeling van de inrichtingstandarts van de locatie Ooyerhoek. Gedurende zijn
verblijf bij stichting Exodus is hij bij een andere tandarts geweest. Die tandarts heeft aangegeven dat de betreffende kies en een andere kies gevuld konden worden. Een oude vulling was eruit gevallen. Ze zou een schema en een kostenbegroting maken.
Klager is als gevolg van een incident weer in de locatie Ooyerhoek geplaatst. De inrichtingstandarts gaf toen ineens aan dat klager nooit een vulling in de kies zou hebben gehad. Klager is voor leugenaar uitgemaakt. Hij zit nu al zeven maanden zonder
vulling, terwijl de kies volgens de tandarts buiten de inrichting gevuld moet worden. Klager heeft er niet echt last van, maar hij kan niet goed kauwen. Het gaat om de kies linksboven, achterin. Klager gaat ervan uit dat hij de tandarts buiten de
inrichting kan vertrouwen. Hij heeft totaal geen vertrouwen in de inrichtingstandarts. Indien de tandarts buiten de inrichting had gezegd dat de kies eruit had gemoeten, had hij de kies er wel uit laten halen.

De tandarts heeft het volgende standpunt – zakelijk weergegeven – ingenomen. Klager kwam in 2013 de inrichting binnen. Hij rookte stevig, gebruikte drugs en had een slechte mondhygiëne. De tandarts heeft daarom ingezet op preventie en in dat kader een
behandelplan opgesteld. Het doel was het stabiliseren van de situatie. Na een aantal maanden verliet klager de inrichting. Klager is geadviseerd zijn mondhygiëne bij te sturen en te stoppen met roken. Het dossier is opgestuurd naar de nieuwe
behandelend
tandarts in Heerlen. Na tien maanden kwam klager weer terug in de inrichting. Hij had toen een probleem met zijn kies. Dit was een geheel nieuw probleem. Op de foto’s van voor zijn verblijf in Exodus en die van erna is een verschil van dag en nacht te
zien. Ook is evident te zien dat er voorheen geen vulling in de kies zat. De inrichtingstandarts heeft nog gebeld met de nieuwe behandelend tandarts. Die heeft verklaard dat klager niet is langs geweest. De begroting in het dossier dateert van 9
december 2014. Klager is in juli 2014 langs geweest en daarna niet meer verschenen, waarna hij is uitgeschreven. De gaten in de betreffende kies zijn inmiddels zo groot dat het niet verantwoord is de kies te vullen. Er is geen klinische indicatie voor
een vulling. De tand is verzwakt, het bot is dun en het tandvlees is ontstoken. Er is zeer waarschijnlijk sprake van een ontsteking. Tandheelkundig is de kies er zo slecht aan toe dat er alles voor te zeggen is de kies te trekken.

3. De beoordeling
Gebleken is dat klager geen enkel vertrouwen heeft in de inrichtingstandarts en iedere diagnose in twijfel trekt. De inrichtingstandarts acht het niet verantwoord klagers kies te vullen en is van mening dat de kies er zo slecht aan toe is, dat deze het
beste kan worden getrokken. De beroepscommissie stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat het trekken van de kies – gelet op de staat daarvan – een reële behandeloptie is. Hierbij is mede in aanmerking genomen de plaats van
de kies, helemaal achterin de mond (linksboven). De beroepscommissie merkt hierbij op dat het gebruikelijk is om één kies te missen. Klager heeft ook erkend dat hij in het geval een tandarts buiten de inrichting had voorgesteld de kies te trekken,
hiermee akkoord zou zijn gegaan. De beroepscommissie is het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat het handelen van de tandarts niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep
zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Voor zover klager heeft aangevoerd dat de tandarts hem onheus heeft bejegend overweegt de beroepscommissie dat blijkens hoofdstuk 7 van de Nota van toelichting bij de Penitentiaire maatregel – zoals ook in het beklagrecht in de Penitentiaire
beginselenwet –, geen beklag open staat tegen feitelijke gedragingen van de (tand)arts of de voor hem werkzame personen. De klacht van klager heeft betrekking op de bejegening van klager door de inrichtingstandarts. Er is geen sprake van medisch
handelen zoals bedoeld in artikel 28, tweede lid, Pm. Gelet hierop is de beroepscommissie van oordeel dat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover de klacht ziet op de weigering van de tandarts om klagers kies niet te vullen.
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep voor zover de klacht ziet op de wijze waarop hij door de tandarts is bejegend.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. S.B. de Pauw Gerlings-Döhrn, voorzitter, dr. Ing. C.J. Ruissen en dr. H.J.P. Kroeze , leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven