Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0073/JA, 11 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 15/73/JA

betreft: [klager] datum: 11 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B. Klunder, namens

[...], geboren op 6 januari 1994, verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 januari 2015 van de beklagcommissie bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hunnerberg te Nijmegen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 2 maart 2015, gehouden in de rechtbank te Utrecht, zijn gehoord klager en [...], unitmanager zorg en opvoeding.

Klagers raadsvrouw heeft meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de intrekking van klagers (planmatig) verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Zijn verloven zijn ten onrechte ingetrokken en hij is ten onrechte op kamer afgezonderd. Op 13 oktober 2014 kwam klager terug van een groepsactiviteit en zag hij dat het personeel bezig was met zijn kamer te doorzoeken. Hij heeft vanaf 16.50 uur
driemaal gevraagd wat er aan de hand was, maar hij kreeg eerst geen antwoord en daarna het antwoord dat hij dit heel goed wist. Pas om circa 17.10 uur is hem uitgelegd dat er een brief in een andere inrichting was onderschept waarin werd gesproken over
softdrugs en dat hij daarbij was betrokken. Klager heeft daarmee echter niets te maken. Iedereen kan dingen over klager schrijven.
Klager is 24 uur afgezonderd op zijn kamer en kreeg opdracht om op te schrijven wat hij allemaal wist. Hij heeft niets opgeschreven omdat hij niets wist. Omdat hij kennelijk niet meewerkte, is hij vier weken niet met verlof gegaan. Hij heeft geen
verlof
aangevraagd omdat het geweigerd zou worden. Later is hij alsnog in gesprek gegaan met de schrijver van de brief en heeft deze vervolgens gezegd dat klager er niet bij betrokken was. Daarna heeft hij weer verlof aangevraagd en gekregen.
Het incident van circa twee maanden terug had niets te maken met de inhoud van de onderschepte brief. Het bij het incident betrokken slachtoffer verbleef op groep D terwijl diegene die zou worden aangepakt volgens de brief op afdeling H zou verblijven.
Het betreft dus twee verschillende personen. Vóór het incident vroeg hij wekelijks verlof aan en werd hem dat verleend.
Verzocht wordt om klager een tegemoetkoming toe te kennen voor vier gemiste verloven en de afzondering op kamer.

Namens de directeur is het standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie als volgt toegelicht. Vooral het incident uit het verleden heeft meegespeeld.
Bij dit geweldsincident in klagers groep is een jongen in elkaar geslagen. Na het incident zijn klager en het slachtoffer op groep D gebleven. Terwijl Mu. is overgeplaatst naar Breda. Ma. is op groep H gebleven.
Ma. blijkt uiteindelijk de persoon te zijn geweest die de brief over softdrugs naar Mu. heeft geschreven in Breda. In Breda is de brief onderschept. Uitgaande post wordt door de inrichting niet gecontroleerd.
Klager heeft niet meegewerkt. Uit het later naar aanleiding van de onderschepte brief ingestelde onderzoek is niet duidelijk geworden of klager er iets mee te maken had. Geen van de ondervraagde jeugdigen wilde daarover verklaren. De beslissing is
genomen in het kader van de veiligheid in de inrichting en die van de maatschappij in zijn algemeenheid.

3. De beoordeling
In het onderhavige beklag dat is gedateerd 20 oktober 2014 omschrijft klager het beklag als de intrekking van zijn verlof. In beroep heeft klagers raadsvrouw het beklag uitgebreid en aangegeven dat het beklag ook de afzondering op kamer zou betreffen.
Dit valt buiten de omvang van het oorspronkelijke beklag en in zoverre kan de beroepscommissie klager niet in het beroep ontvangen.

Uit de stukken en de behandeling ter zitting is niet gebleken dat klager daadwerkelijk betrokken is geweest bij een voornemen om een jeugdige iets aan te doen, zoals is verwoord in een onderschepte brief van een andere jeugdige. Noch is gebleken dat
dit
incident op enigerlei manier in verband staat met een incident waarin klager wel een aandeel heeft gehad.

In dit licht gezien kan de beslissing om klager gedurende vier weken niet met verlof te laten gaan, omdat hij geen gevolg gaf aan de opdracht om schriftelijk openheid van zaken te geven, niet als redelijk en/of billijk worden aangemerkt.

De beroepscommissie zal het beroep in zoverre gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Een tegemoetkoming van viermaal een extra dag verlof acht zij passend en geboden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager voor wat betreft de uitbreiding van het beklag niet-ontvankelijk in het beroep en verklaart het beroep voor het overige gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat klager als tegemoetkoming viermaal een extra dag verlof wordt verleend.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit mr. M.J.C. Koens, voorzitter, ing. M. Mulders en prof. dr. P.H. van der Laan, leden, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven