Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0623/GB, 10 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:10-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 15/623/GB

Betreft: [klager] datum: 10 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.P. Plasman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 februari 2015 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan een penitentiair programma (p.p.) ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 januari 2012 gedetineerd. Hij is op 29 december 2014 geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 2 januari 2015 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de penitentiaire inrichtingen administratief
(PIA) Groningen. Op 26 januari 2015 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. en is klager geselecteerd voor de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager betwist dat hij een aan het p.p. verbonden voorwaarde heeft overtreden. Hij heeft samen met het slachtoffer een zevenjarige dochter. Hij wil graag omgang met zijn
dochtertje. Klagers familierechtadvocaat heeft het slachtoffer uitsluitend met betrekking tot de omgang van klagers dochter aangeschreven. De selectiefunctionaris twijfelt aan klagers intentie om een band met zijn dochter op te bouwen. Klager is van
mening dat dit niet relevant is voor de vraag of hij een aan het p.p. verbonden voorwaarde heeft overtreden. Hem wordt verweten dat hij de onderhavige kwestie niet heeft besproken met zijn begeleiders. Hij heeft echter tijdens het intakegesprek bij het
Penitentiair trajectencentrum (PTC) Groningen de kwestie bij mentor P. aangekaart. Ook heeft hij de kwestie met mentor W. in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) van de locatie Fleddervoort besproken. Dat W. inmiddels gepensioneerd is,
betekent niet dat geen navraag kan worden gedaan. Ook was men in de z.b.b.i. van de locatie Fleddervoort op de hoogte van het feit dat klager op 31 oktober 2014 een afspraak had met mevrouw mr. S. Klagers wenst zijn beroep mondeling toe te lichten.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. In de beslissing van 29 december 2014, waarbij klager is geselecteerd voor deelname aan een p.p., is vermeld dat klager geen contact mag zoeken
met het slachtoffer van het door hem gepleegde delict. Uit informatie van het Informatiepunt Detentieverloop van het Openbaar Ministerie te Arnhem blijkt dat klager zich niet aan deze voorwaarde heeft gehouden. Hij heeft via zijn advocaat een brief
naar
het slachtoffer gestuurd. Het slachtoffer is tevens de moeder van klagers zevenjarige dochter en klager wil graag contact met zijn dochter. Klager heeft niet overlegd over de brief. De reclassering, zijn begeleiders in de z.b.b.i. en zijn begeleider
bij
PCT Groningen waren niet op de hoogte van klagers wens tot omgang met zijn dochter. Klagers mentor P. van het PTC Groningen heeft dit per mail bevestigd. Telefonische navraag bij de z.b.b.i. van de locatie Fleddervoort leverde evenmin een bevestiging
op
van hetgeen klager beweert. Voorts doen de omstandigheden van vóór de detentie van klager er volgens de selectiefunctionaris wel toe nu deze omstandigheden er toe hebben geleid dat aan klagers deelname aan het p.p. een bijzondere voorwaarde was
verbonden. Het slachtoffer is erg bang voor klager. Voor de zitting in de strafzaak heeft zij nog bezoek gehad van klagers zwager. De zwager was door klager gestuurd met de mededeling dat als het slachtoffer haar aangifte zou intrekken klager haar en
haar dochter met rust zou laten. Deed ze dat niet, dan zou klager beiden blijven lastigvallen. Ook zou zijn gedreigd dat klager de dochter mee zou nemen naar het buitenland. De politie Drachten heeft niet voor niets een alarm op locatie aangebracht.
Klager had met zijn begeleiders dienen te overleggen. Tevens had hij met zijn begeleiders kunnen overleggen of een mogelijkheid bestond om in contact te kunnen komen met zijn dochter zonder direct contact met het slachtoffer. Eventueel had dit via een
begeleidende instantie gekund. De selectiefunctionaris heeft het belang van het slachtoffer zwaarder laten wegen. Hierbij is tevens rekening gehouden met de geuite bedreigingen tijdens de rechtsgang.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht zijn beroep mondeling toe te lichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.

4.3. Klager is bij beslissing van 29 december 2014 geselecteerd voor deelname aan een p.p. Een van de aan het p.p. verbonden voorwaarden luidt: “Het is u verboden om tijdens uw deelname aan het programma contact te zoeken met het slachtoffer van het
door u gepleegde delict.” Klager heeft via zijn advocaat contact gezocht met het slachtoffer. Het contact betreft de wens van klager om omgang te kunnen hebben met zijn zeven jaar oude dochtertje. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft klager
door via zijn advocaat de moeder van hun beider kind te benaderen de aan het p.p. verbonden voorwaarde niet overtreden. De vraag of klager zijn wens omgang te kunnen hebben met zijn dochtertje met zijn begeleiders heeft besproken, is dan ook niet
relevant. Nu niet gebleken is dat klager een aan het p.p. verbonden voorwaarde heeft overtreden, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot beëindiging van klagers deelname aan het p.p. als onredelijk en onbillijk dient te worden
aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep gegrond verklaren, de bestreden beslissing vernietigen en de selectiefunctionaris opdragen binnen een termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke
beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. Zij
zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.J. Stolwerk, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 10 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven