Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0669/SJZ, 9 maart 2015, schorsing
Uitspraakdatum:09-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/669/SJZ

Betreft : [verzoekster] datum: 9 maart 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 74 van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift ingediend door mr. D. van den Broek namens

[...], verder verzoekster te noemen, verblijvende in de gesloten accommodatie Intermetzo te Zeist.

Verzoekster vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 6.5.2, eerste lid Jeugdwet, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de jeugdhulpaanbieder bij de voormelde gesloten accommodatie, inhoudende de weigering van contact met haar
vriend, welke beslissing aan verzoekster is meegedeeld op 24 februari 2015.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 2 maart 2015 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de voornoemde jeugdhulpaanbieder van 6 maart 2015.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De beoordeling
Uit artikel 6.3.3 van de Jeugdwet volgt dat, voor zover dit noodzakelijk is om de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken, tegen de wil van de jeugdige beperkingen van het brief- en telefoonverkeer of het gebruik van andere communicatiemiddelen
kunnen worden toegepast of beperkingen van bezoek kunnen plaatsvinden of bepaald kan worden dat dat bezoek slechts onder toezicht kan plaatsvinden.

Uit artikel 6.3.6, eerste lid, van de Jeugdwet volgt dat deze beperkingen slechts worden toegepast, voor zover zij zijn opgenomen in het hulpverleningsplan.
In afwijking van deze bepaling kunnen deze beperkingen volgens artikel 6.3.7 van de Jeugdwet, die niet opgenomen zijn in het hulpverlengingsplan, worden toegepast voor zover zij noodzakelijk zijn ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties.

Op een formulier ‘beperkende en controlerende maatregelen’ vastgesteld op 12 februari 2015 zijn aangekruist ‘beperkingen van briefverkeer, beperkingen van telefoonverkeer en beperking ten aanzien van contacten’. Als onderbouwing voor de beperkingen is
gegeven dat het verstandig is om tot het GO-gesprek alleen contact met moeder en M. toe te staan. Volgens BJZ en moeder heeft haar vriend een negatieve invloed op verzoekster.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter zijn bovengenoemde beperkingen weliswaar opgenomen in bovenstaand formulier maar voorshands kan een dergelijk formulier niet worden aangemerkt als een hulpverleningsplan als bedoeld in voormeld artikel
6.3.6,
eerste lid, van de Jeugdwet, noch is gebleken dat er sprake zou zijn van een tijdelijke noodsituatie die oplegging van de beperking zou kunnen rechtvaardigen. Of de beperking toch in overeenstemming is met de wet en ook noodzakelijk is, zal moeten
blijken bij de behandeling van de klacht.

Het bovenstaande betekent dat het verzoek om schorsing dient te worden toegewezen. De tenuitvoerlegging van de jeugdhulpaanbieder moet derhalve worden geschorst, in afwachting van de uitspraak van de klachtencommissie.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van de jeugdhulpaanbieder in afwachting van de uitspraak van de klachtencommissie.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.C. Koens, voorzitter, bijgestaan door mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 9 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven