nummer: 15/347/GV
betreft: [klager] datum: 9 maart 2015
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 4 februari 2015 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager wilde algemeen verlof voor de duur van 12 uur in verband met een open dag van een vakopleiding die hij graag wil volgen. Ook wilde hij die dag een bankrekening openen in
verband met de aanvraag van een lening/studiebeurs voor de opleiding. Het Openbaar Ministerie (OM) en de inrichting hebben positief geadviseerd. Na de open dag zou klager nog een afspraak moeten maken voor een intakegesprek, waarna hij met de opleiding
van start zou kunnen gaan. Een eerder door de inrichting gedaan verzoek om plaatsing van klager op grond van artikel 43, derde lid, van de Pbw is ook afgewezen. Klager is nu bezig met een nieuw verzoek waarbij een dagbesteding en eventueel een
ambulante
behandeling zijn geregeld. De Staatssecretaris geeft aan dat klager met zijn casemanager moet gaan werken aan een goed ingevuld trajectplan waar onderwijs deel van uitmaakt. Klager kan niet werken aan een goed trajectplan als hij niet naar de open dag
mag en daarna naar een intakegesprek. Voorts geeft de Staatssecretaris aan dat klager geen echte binding heeft met buiten. Klager wil die binding graag creëren, maar dan moet hij wel de kans krijgen een eerste stap te zetten. Die kans wordt hem
ontnomen. Klager wil na zijn detentie graag een goede start maken. Hij verzoekt dan ook hem alsnog algemeen verlof toe te kennen, zodat hij naar een intakegesprek kan gaan en aansluitend een bankrekening kan openen. De opleiding zal op 23 maart 2015
van
start gaan.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft verzocht om algemeen verlof na een recente afwijzing voor plaatsing in het kader van artikel 43, derde lid, van de Pbw bij Stichting de
Ontmoeting. De selectiefunctionaris heeft het verzoek van de inrichting voor plaatsing bij Stichting de Ontmoeting afgewezen, omdat klager zich eerder heeft onttrokken aan detentie, hij is gevlucht naar België en hij ervan wordt verdacht een nieuw
strafbaar feit te hebben gepleegd tijdens deze onttrekking. Om deze redenen en vanwege het hoge recidiverisico bestaat er ook onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof. Volgens de Staatssecretaris dient de inrichting een detentietraject
in gang te zetten. Het feit dat de inrichting eerst verzoekt om plaatsing van klager bij Stichting de Ontmoeting en vervolgens positief adviseert met betrekking tot klagers verzoek om verlof in verband met de open dag van een opleiding, maakt het
detentietraject volgens de Staatssecretaris niet geloofwaardig. Klager heeft buiten
momenteel geen echte binding. Hij is veroordeeld voor oplichting en zijn zaken hebben veel media-aandacht gekregen. Bij het verlenen van vrijheden dient daarom een goed onderbouwd detentieplan aanwezig te zijn, waarbij onder meer controle is op
financiële zaken.
Daarnaast zijn aan klager schadevergoedingsmaatregelen opgelegd, waarvoor hij nog geen afbetalingsregeling heeft getroffen. Voorts is het advies van het OM alleen gebaseerd op het huidige delict. De verlofcommissie heeft het eenzijdige OM advies, de
onttrekking aan detentie, vlucht naar België na deze onttrekking en verdenking
van het plegen van een nieuw delict tijdens deze onttrekking niet in haar advies meegewogen. De Staatssecretaris acht het advies van de verlofcommissie daarom incompleet. De Staatssecretaris acht het noodzakelijk dat klager samen met zijn casemanager
werkt aan een goed ingevuld trajectplan waar het volgen van onderwijs onderdeel van kan uit maken. De einddatum van klagers detentie is gesteld op 15 december 2015. Op het moment dat zaken concreter zijn vorm gegeven, is de Staatssecretaris bereid zijn
beslissing te heroverwegen.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuid te Arnhem heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, mits elektronische controle wordt toegepast.
Het OM heeft positief geadviseerd.
De politie heeft zich van advies onthouden.
3. De beoordeling
Klager is sinds 2 november 2011 gedetineerd in verband met verschillende veroordelingen voor valsheid in geschrifte, verduistering en oplichting. Thans ondergaat hij een in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden
voorwaardelijk. De fictieve einddatum van zijn detentie is thans gesteld op 15 december 2015.
Klager heeft verzocht om algemeen verlof voor het bijwonen van een open dag van een vakopleiding en om aansluitend daaraan een bankrekening te kunnen openen. In het advies vrijheden van de locatie Zuid te Arnhem van 29 januari 2015 is vermeld dat
klager
zich twee keer na een algemeen verlof aan zijn detenties heeft onttrokken. Namelijk in 2005 tijdens een eerdere detentie en gedurende zijn huidige detentie van 2 november 2012 tot 13 december 2012. Beide keren is klager in België aangehouden en weer in
Nederland ingesloten. Gelet hierop en nu de (fictieve) einddatum van klagers detentie is gesteld op 15 december 2015, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris dat klager thans nog niet in aanmerking komt voor
algemeen
verlof, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 9 maart 2015
secretaris voorzitter