Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4671/GA, 6 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:06-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4671/GA

betreft: [klager] datum: 6 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.A.M. Hendrix, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 december 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Het verzoek van klager is afgewezen omdat er nog sprake zou zijn geweest van een openstaande strafzaak, waarvan het hoger beroep nog moest dienen en waardoor de einddatum van klagers detentie nog gewijzigd zou kunnen worden. De directeur heeft evenwel
nagelaten te onderzoeken of er in de betreffende strafzaak naar verwachting een gevangenisstraf zou worden opgelegd. Dat onderzoek had de directeur, ook gelet op eerdere uitspraken van de beroepscommissie wel behoren te verrichten. Het enkele feit dat
er een openstaande strafzaak is, is onvoldoende voor het afwijzen van een verlofaanvraag. Niet blijkt dat de directeur heeft onderzocht of in hoger beroep een gevangenisstraf zou worden opgelegd. Hij had er daarom niet vanuit mogen gaan dat de
einddatum
mogelijk zou kunnen verschuiven. Dat geldt te meer nu klager in eerste aanleg was veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een geldboete. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en aan hem een tegemoetkoming toe te kennen van € 50,= omdat
de
gevolgen van de beslissing van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting komt een gedetineerde in aanmerking voor algemeen verlof wanneer – kort gezegd – hij ten minste een derde deel van de
onvoorwaardelijk opgelegde straf heeft ondergaan en zijn strafrestant ten minste drie maanden en ten hoogste een jaar bedraagt. Blijkens de toelichting op dit artikel mag een gedetineerde om in aanmerking te komen voor algemeen verlof niet verwikkeld
zijn in gerechtelijke procedures op grond waarvan de oorspronkelijke ontslagdatum nog zou kunnen verschuiven. Om dit te kunnen verifiëren dient de directeur inlichtingen in te winnen bij de Justitiële Documentatiedienst en het Landelijk Coördinatiepunt
Arrestatiebevelen.

De directeur heeft klagers verzoek om algemeen verlof op 10 november 2014 afgewezen in verband met een nog openstaande zaak, waarvan het hoger beroep op 20 november 2014 zou dienen. De directeur heeft navraag gedaan bij de Justitiële Documentatiedienst
en bij de griffie van het gerechtshof waar het hoger beroep van klager zou worden behandeld naar de datum van de behandeling van dat hoger beroep. Nu die datum van de behandeling aanstaande was en niet was uit te sluiten dat er een veroordeling tot een
vrijheidsstraf zou kunnen volgen, kon de directeur – bij afweging van alle in aanmerking komende belangen – in redelijkheid onderhavige beslissing nemen. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal, met
aanvulling van de gronden, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 6 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven