Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4331/SGA, 26 november 2014, schorsing
Uitspraakdatum:26-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/4331/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 26 november 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 19 november 2014, inhoudende:
a. de oplegging van een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een strafcel, ingaande op 19 november 2014 om 16.15 uur en eindigend op 29 november 2014 om 16.15 uur, wegens het in de verblijfsruimte voorhanden hebben van een grotere
hoeveelheid contrabande (harddrugs); en
b. de tenuitvoerlegging van de hiervoor vermelde disciplinaire straf in een strafcel die niet voldoet aan de daarvoor geldende veiligheidseisen omdat een rook- / brandmelder ontbreekt.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 23 november 2014 en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 26 november 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval.
Ten aanzien van de oplegging van de disciplinaire straf geldt dat uit de inlichtingen van de directeur
- naar het voorlopig oordeel van de voorzitter - voldoende aannemelijk wordt dat in verzoekers verblijfsruimte harddrugs zijn aangetroffen en dat verzoeker noch zijn celgenoot hebben willen aangeven aan wie die harddrugs toebehoorden. Gelet daarop
mocht
de directeur dat voorhanden hebben van harddrugs (ook) aan verzoeker toerekenen.
De tenuitvoerlegging van de disciplinaire straf geschiedt, zo wordt uit de inlichtingen van de directeur voldoende aannemelijk, in een strafcel die voldoet aan de daaraan (wettelijk) gestelde eisen. De strafcel is voorzien van een rook- / brandmelder
die buiten het zicht van de daarin verblijvende gedetineerde is geplaatst.
Gelet op het vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 26 november 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven