Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4751/SGB, 24 december 2014, schorsing
Uitspraakdatum:24-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/4751/SGB
Betreft : [verzoeker] datum: 24 december 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), heeft kennisgenomen van ter zitting van de beroepscommissie d.d. 23 december 2014 door mr. Y. Bouchikhi ingediend verzoek, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting Nieuwegein.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 73, vierde lid, juncto artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de tenuitvoerlegging van de beslissing van de selectiefunctionaris van 20 oktober 2014, tot beëindiging van verzoekers deelname aan
een penitentiair programma.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van het bezwaarschrift van 27 oktober 2014, van de beslissing op het bezwaarschrift van 17 november 2014, het op 19 november 2014 tegen de beslissing van de selectiefunctionaris ingediende beroepschrift,
alsmede
van de schriftelijke inlichtingen van de selectiefunctionaris van 2 december 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van een verzoek om schorsing van een beslissing van de selectiefunctionaris slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de orde
is daarom slechts de vraag of de beslissing van de selectiefunctionaris is genomen in strijd met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de beslissing
van de selectiefunctionaris. Naar het oordeel van de voorzitter is dat niet het geval, mede gelet op de inlichtingen van de directeur. Verzoekers penitentiair programma is beëindigd omdat verzoeker meerdere malen had aangegeven zich niet veilig te
voelen en angstig te zijn voor acties uit het criminele circuit. De voorzitter weegt tevens mee dat de behandeling van het beroep zich in een vergevorderd stadium bevindt. Het is aan de beroepscommissie klagers stellingen te waarderen. Van een
spoedeisend belang is vooralsnog niet gebleken. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris
op 24 december 2014

secretaris voorzitter

Naar boven