Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 15/0634/SGA, 4 maart 2015, schorsing
Uitspraakdatum:04-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 15/634/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 4 maart 2015

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, tevens beroepschrift, ingediend door mr. J.I.
Echteld, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Psychiatrisch Penitentiair Centrum (PPC) Haaglanden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormeld PPC van 2 februari 2015, inhoudende het verplichten tot ondergaan van een
geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d van de Pbw voor de duur van ongeveer drie maanden, ingaande op 12 februari 2015 om 10.00 uur en eindigend op 14 mei 2015 om 10.00 uur, omdat gezien het psychiatrische beeld dat op verzoeker van
toepassing is, de mogelijkheid bestaat dat, naar het oordeel van de psychiater, zonder de bovengenoemde geneeskundige behandeling het gevaar bestaat dat de stoornis van verzoekers geestvermogens niet binnen een redelijke termijn kan worden weggenomen.

De voorzitter heeft, gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen, geen verdere inlichtingen opgevraagd.

1. De beoordeling
Uit de stukken is het volgende gebleken. Bij de thans bestreden beslissing heeft de directeur besloten tot het toepassen van dwangmedicatie met ingang van 12 februari 2015. Omdat verzoeker zich naar zijn zeggen niet realiseerde wat de dwangbehandeling
inhield, heeft verzoeker ten tijde van het voorgenomen besluit en van de mededeling tot dwangmedicatie geen bezwaar dan wel geen beroep tegen de beslissing ingesteld. Nadat de dwangmedicatie was gestart op 12 februari 2015 is verzoeker tot de conclusie
gekomen dat hij niet meer wil meewerken en dat hij wenst dat de dwangmedicatie stopt. Op 2 maart 2015 heeft verzoeker vervolgens beroep ingesteld tegen de beslissing van de directeur van 2 februari 2015 en gelijktijdig om schorsing van deze beslissing
verzocht.

Tegen een beslissing van de directeur ex artikel 46d van de Pbw tot toepassing van dwangmedicatie staat rechtstreeks beroep open op de Raad. Ingevolge het bepaalde in artikel 73, tweede lid van de Pbw dient het beroepschrift te worden ingediend
uiterlijk op de zevende dag na die waarop de betrokkene kennis heeft gekregen van de beslissing waartegen hij beroep instelt. Eveneens ingevolge artikel 73, tweede lid van de Pbw is een na afloop van deze termijn ingediend beroepschrift niettemin
ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest. Ingevolge het bepaalde in artikel 73, vierde lid van de Pbw, gelezen in verband met artikel 66, eerste lid van de Pbw, kan, in geval beroep is
ingesteld, om schorsing worden verzocht van de beslissing van de directeur worden verzocht.

In deze zaak is het beroep ingesteld geruime tijd na afloop van de beroepstermijn. Uit het beroepschrift/schorsingsverzoek is duidelijk dat verzoeker de beroepstermijn bewust heeft laten verlopen omdat hij zich nog wilde beraden of hij al dan niet
beroep zou instellen.

Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter staat in deze zaak zonder nader onderzoek vast dat sprake is van een niet verschoonbare overschrijding van de beroepstermijn en van een niet ontvankelijk beroep. Daarom is aan de voorwaarde om een
schorsingsverzoek te kunnen indienen niet voldaan. Het schorsingsverzoek dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard.

2. De uitspraak
De voorzitter verklaart het verzoek niet ontvankelijk.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 maart 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven