Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3959/TA, 3 maart 2015, beroep
Uitspraakdatum:03-03-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3959/TA

betreft: [klager] datum: 3 maart 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraak van 15 oktober 2014 van de beklagcommissie bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting, voor zover daarbij aan klager geen tegemoetkoming is toegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft klagers beklag betreffende de weigering klager toestemming te verlenen voor het aanschaffen en invoeren van een smart-tv gegrond verklaard, maar klager geen tegemoetkoming toegekend, een en ander op de gronden als in de
aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De inrichting heeft klager, ondanks een eerdere gegrond verklaarde klacht door de beklagcommissie, belemmerd een smart-tv aan te schaffen. In plaats van een smart-tv heeft klager (noodgedwongen) een
digitale
televisie aangeschaft. Nu zit klager met een televisie opgescheept die hij helemaal niet wil hebben. Klager wil de aanschafwaarde van de digitale televisie (€ 380,=) van de inrichting vergoed krijgen. Voorts wil hij een tegemoetkoming voor de periode
gedurende welke hij ten onrechte is belemmerd een smart-tv aan te schaffen. Hij wil zijn standpunt graag samen met zijn advocaat verder toelichten op een zitting.

Het hoofd van de inrichting heeft daarop als volgt gereageerd. De inrichting ziet geen reden om de aanschafwaarde van de digitale televisie aan klager terug te betalen. Klager is niet geweigerd een televisie aan te schaffen. Hem is slechts geweigerd
een
smart-tv aan te schaffen. Overigens zijn alle ‘extra’ functionaliteiten van een smart-tv sinds 1 augustus 2014 verboden. De inrichting acht de eerder door haar gemaakte excuses in dezen afdoende.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht zijn standpunt samen met zijn advocaat op een zitting te mogen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek, dat niet is onderbouwd, af nu de noodzaak van een mondelinge toelichting niet is gebleken. Zij acht zich op basis
van
de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen.

De inrichting heeft aan klager vooruitlopend op aanstaand beleid niet toegestaan een smart-tv aan te schaffen. De aanschaf van een digitale tv was wel toegestaan en dit heeft klager dan ook gedaan. De kosten die deze keuze voor klager meebrengt komen
voor rekening van klager zelf, zodat de beroepscommissie geen termen aanwezig acht voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Terzijde overweegt de beroepscommissie dat, indien klager wel was toegestaan een smart-tv aan te schaffen, hij die
televisie na 1 augustus 2014 niet meer op zijn kamer had mogen hebben.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en mr. Drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 3 maart 2015

secretaris voorzitter

Naar boven