Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3712/GA, 26 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3712/GA

betreft: [klager] datum: 26 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in art. 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 september 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 27 januari 2015, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is gehoord namens klager mr. S.C. van Bunnink en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Alphen aan den Rijn. Als toehoorder was aanwezig [...].
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van zeven dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar het beroepschrift dat ter zitting wordt samengevat. De beklagzitting heeft plaatsgevonden zonder klagers raadsman. Dat is een schending van de beginselen van behoorlijk bestuur. Dit is geen verwijt naar de directeur. Inhoudelijk
gezien kan klager zich voorstellen dat als de directeur informatie krijgt over een reële dreiging er onderzoek gedaan moet worden naar hoe reëel die dreiging is. Plaatsing in afzondering is echter een vergaande ordemaatregel waar niet lichtvaardig mee
omgesprongen mag worden. De tijd in afzondering moet gebruikt worden voor onderzoek. De directeur heeft contact opgenomen met het GRIP. Het GRIP heeft de informatie niet geverifieerd maar aangegeven de informatie serieus te nemen omdat de gedetineerden
elkaar waarschijnlijk kennen. Van verder onderzoek is niet gebleken, ook niet na de schorsing. De tip vormde te weinig informatie om klager in afzondering te plaatsen. De uitspraak van de beklagcommissie is onzorgvuldig.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur gaat niet over het handelen van de beklagcommissie of de beklagprocedure. Als een gedetineerde gevaar loopt in verband met de dreiging van een andere gedetineerde, wordt altijd contact opgenomen met het GRIP. Dit ook gelet op de zwaardere
categorie gedetineerden in de p.i. Alphen aan den Rijn. Het is voor de directeur geen optie om niets te doen. Een maatregel is geen straf ook al wordt dat wel zo gevoeld. De directeur is niet verantwoordelijk voor informatie die hij van het GRIP
krijgt.
Er is geen rapport van het GRIP. De directeur heeft contact opgenomen met het GRIP over de informatie die hij zelf had gekregen. Het was mogelijk dat de betreffende gedetineerden elkaar uit het criminele circuit kenden. Het advies was om klager af te
zonderen. De directeur is verbaasd over de beslissing van de voorzitter om de ordemaatregel te schorsen. Het is niet bekend of er nog nader onderzoek is geweest. De afzondering heeft uiteindelijk van 3 tot 8 januari 2014 geduurd.

3. De beoordeling
Namens klager is geklaagd over de procedure bij de beklagcommissie. Dit kan niet tot een gegrondverklaring van het beroep leiden, nu de klacht in beroep in zijn geheel opnieuw wordt beoordeeld.

De beroepscommissie stelt vast dat de directeur informatie van een gedetineerde heeft ontvangen waaruit bleek dat klager mogelijk een medegedetineerde zou willen liquideren naar aanleiding van een opdracht uit het criminele circuit. Het potentiële
slachtoffer zou een wapen hebben laten invoeren om klager voor te zijn.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw is de directeur bevoegd een gedetineerde in afzondering te plaatsen op de gronden genoemd in artikel 23, eerste lid, Pbw.
De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur naar aanleiding van de hiervoor genoemde informatie in redelijkheid heeft kunnen beslissen klager in het belang van de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting in afzondering te
plaatsen. Aldus kon de directeur nader onderzoek naar de juistheid en achtergrond van de door hem ontvangen informatie. Nu echter niet is gebleken dat dergelijk onderzoek daadwerkelijk heeft plaatsgehad – anders dan een niet-gedocumenteerde verificatie
bij het GRIP –
kan de voortduring van de bestreden ordemaatregel in het onderhavige geval na twee dagen niet langer als redelijk en billijk worden aangemerkt. Het beroep zal in zoverre gegrond worden verklaard. Nu de tenuitvoerlegging van de ordemaatregel na vijf
dagen is geschorst, komt klager een tegemoetkoming toe van €22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond voor zover de ordemaatregel twee dagen heeft geduurd en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond voor zover de ordemaatregel langer dan twee dagen heeft geduurd, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en J. Plaisier, MSc, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 26 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven