Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4803/GV, 9 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:09-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4803/GV

betreft: [klager] datum: 9 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) heeft geen gegevens opgevraagd omtrent de huidige situatie van klagers partner en kind. Het BIMA heeft na de tweede aanvraag van strafonderbreking bij de
verkeerde arts informatie ingewonnen. Er zijn inmiddels voor klagers partner meer zorgtaken bijgekomen, klagers kind heeft astma en een allergie. Klagers partner is overspannen. De bestreden beslissing is op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen nu er
geen BIMA-advies tussen de stukken zat maar een korte weergave van het BIMA-advies. Ook is de bestreden beslissing onzorgvuldig gelet op de eerdere uitspraak van de beroepscommissie van 11 september 2014 met kenmerk 14/2706/GV waarin het beroep gegrond
is verklaard en een tegemoetkoming van € 100,= is toegekend. In die zaak is op basis van een eerder advies van het BIMA positief geoordeeld ten aanzien van strafonderbreking. In voornoemde uitspraak van de beroepscommissie is geoordeeld dat de
regimaire
verloven die klager genoot ontoereikend waren voor de zorg die klagers dochter nodig had. Klagers dochter is chronisch ziek. De lever van zijn dochter is onherstelbaar beschadigd en zij wacht thans op een levertransplantatie. Genoegzaam is aangetoond
dat er wel degelijk een medische situatie is die een strafonderbreking in deze kwestie rechtvaardigt. De medische situatie van de partner van klager en hun dochter is gelet op de chronische aandoening niet gewijzigd. Gelet op het eerdere advies, in
samenhang met de medische situatie van klagers partner en dochter die niet is veranderd, had een positief advies door het BIMA moeten worden afgegeven. Er is immers sprake van een chronische aandoening die vanzelfsprekend niet is gewijzigd. Volgens
klager is er bij het verkeerde ziekenhuis informatie opgevraagd. Er had informatie bij het VUMC moeten worden opgevraagd. Er zijn namelijk recentelijk ook astma en allergieën geconstateerd bij klagers dochter. Er zijn dus meer zorgtaken bijgekomen in
vergelijking tot het eerdere BIMA-advies. Klager stelt te hebben vernomen van een medewerker van het BIMA dat er bij het opvragen van de informatie een fout is gemaakt. Tevens zou klagers casemanager in het Multidisciplinair Overleg hebben aangegeven
dat er extra zorgtaken zijn bijgekomen. Deze informatie is niet aan het BIMA doorgegeven.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het BIMA heeft recent informatie opgevraagd en ontvangen van de huisarts van klagers gezin. Uit deze informatie blijkt dat de situatie omtrent klagers gezin sinds oktober 2014 stabiel is. Het BIMA acht dan ook geen medische indicatie voor een tijdelijk
verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking aanwezig. Een reden tot strafonderbreking is gelet op het advies van het BIMA niet aanwezig. Ook zijn er geen medische gronden van klagers partner bekend waaruit zou blijken dat zij de zorg
van hun kind niet aan zou kunnen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking en ziet geen medische indicatie tot het verlenen van strafonderbreking.
Het BIMA heeft negatief geadviseerd ten aanzien van strafonderbreking en geeft aan informatie te hebben opgevraagd bij de huisarts van klagers gezin waaruit blijkt dat de situatie stabiel is sinds oktober 2014. Er is geen medische indicatie aanwezig
voor het verlenen van strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 520 dagen met aftrek, wegens het plegen van een zedendelict. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 1 mei 2015.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager
heeft aangegeven strafonderbreking te willen zodat hij een aantal dagen voor zijn zieke dochter en overspannen partner kan zorgen. Gelet op de informatie van de medisch adviseur bestaat er hiervoor geen medische noodzaak. Het beroep zal ongegrond
worden
verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 9 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven