Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2706/GV, 11 september 2014, beroep
Uitspraakdatum:11-09-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2706/GV

betreft: [klager] datum: 11 september 2014

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 juli 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager is het oneens met de beslissing dat hem geen strafonderbreking wordt verleend. Door zijn verlof te splitsen, zoals door de selectiefunctionaris wordt voorgesteld, wordt klagers vriendin extra belast.
Zijn vriendin heeft al erg veel om handen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek om strafonderbreking is afgewezen. Verzoeker, die in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) verblijft, heeft maandelijks regimair verlof. Indien hij die verlofmomenten zou splitsen, zou het mogelijk zijn om tweewekelijks met verlof te
gaan, teneinde zijn partner te ondersteunen in haar taken. Klager heeft aangegeven geen beroep te willen doen op de daarvoor ingerichte organisaties buiten detentie. Klager is zelfmelder en verblijft in de b.b.i. van de locatie Westlinge te
Heerhugowaard. Inmiddels is hij twee keer met verlof geweest en die verloven zijn goed verlopen. De medisch adviseur heeft desgevraagd geadviseerd dat er op grond van de medische informatie voldoende indicatie is om klager (bijvoorbeeld eens per twee
weken) in de gelegenheid te stellen om enige zorgtaken van zijn partner over te nemen. Een periodieke strafonderbreking behoort niet tot de mogelijkheden. Door de vrijhedencommissie van de locatie Westlinge is geadviseerd klager eenmalig gedurende vier
dagen een strafonderbreking te verlenen. Klager is inmiddels geselecteerd voor plaatsing in een z.b.b.i. en deze plaatsing zal in beginsel op 1 september 2014 worden geeffectueerd. Klager heeft dan wekelijks regimair verlof

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek, wegens verkrachting en een Opiumwetdelict.

Op grond van art. 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van
verlof. Op grond van artikel 35 van de Regeling duurt de strafonderbreking minimaal twee etmalen en maximaal drie maanden. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor onder andere de verzorging van een ernstig
zieke levenspartner, kind of ouder.

Klager verzoekt om strafonderbreking voor de verzorging van zijn dochter, die chronisch ziek is. De beroepscommissie begrijpt uit het advies van de BIMA dat strafonderbreking voldoende is geïndiceerd. Eens per twee weken strafonderbreking voor het
overnemen van zorgtaken, is volgens het BIMA niet onredelijk. De beroepscommissie is van oordeel dat de Regeling een periodieke strafonderbreking niet in de weg staat, zolang klager maar blijft voldoen aan de criteria voor strafonderbreking. De
beroepscommissie kan zich in beginsel vinden in de poging van de Staatssecretaris om het regimaire verlof te benutten alvorens additioneel strafonderbreking toe te kennen. Echter, klager verbleef in een b.b.i. en de maandelijkse verloven zijn niet
toereikend gelet op de door de BIMA geadviseerde frequentie van de te verlenen verloven. Overigens is de Staatssecretaris voorbijgegaan aan het advies van de inrichting klager een eenmalige strafonderbreking van vier aaneengesloten dagen toe te kennen.
Mitsdien is de beslissing van Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen onredelijk en onbillijk. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
Klager is vanaf 1 september 2014 geplaatst in een z.b.b.i. en komt in aanmerking voor wekelijkse regimaire verloven. De beroepscommissie zal derhalve volstaan met een vernietiging van de bestreden beslissing. Nu de rechtsgevolgen van de vernietigde
beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager in aanmerking voor een tegemoetkoming. De beroepscommissie stelt deze vast op € 100,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden de beslissing.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 100,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 11 september 2014

secretaris voorzitter

Naar boven