Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4008/GB, 5 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 14/4008/GB

Betreft: [klager] datum: 5 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.G.H. van de Kamp, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 oktober 2014 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 26 september 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de p.i. Grave. Op oktober 2014 is hij geplaatst in het PPC van de p.i. Vught, waar een individueel regime geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zou zowel fysiek als verbaal erg agressief zijn en er bestaat een vermoeden van psychoticiteit. Dit vermoeden wordt echter niet concreet onderbouwd. De situatie van fysieke en verbale agressie berust op één incident. Dit incident is slechts een
momentopname geweest en vormt onvoldoende grond om tot overplaatsing te beslissen. De overplaatsing brengt verstrekkende gevolgen met zich mee. De reisafstand voor klagers familie is ondoenlijk. Juist het behoud van de minimale sociale contacten die
klager nog heeft is van groot belang voor het functioneren van klager. Klager is gelet op zijn voorbereiding op terugkeer in de maatschappij in geen enkel opzicht gebaat bij overplaatsing.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het uit het niets een medegedetineerde aanvallen en daarbij provocerend gedrag vertonen is voor de psychiater reden geweest een indicatie af te geven voor plaatsing in een PPC in verband met observatie en diagnostiek. De psychiater vermoedt op grond
van
het provocerende gedrag dat er sprake is van psychoticiteit. De p.i. Vught ligt dichterbij Weert dan de p.i. Grave waardoor de overplaatsing niet voor extra bezoekproblemen kan zorgen.

4. De beoordeling
4.1. Het PPC van de p.i. Vught is een inrichting voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van het bepaalde in artikel 20c van de Regeling komen voor plaatsing in een PPC die gedetineerden in aanmerking, ten aanzien van wie in verband met een psychiatrische stoornis, een persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek,
verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd of ten aanzien van wie in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.

4.3. De beslissing tot plaatsing of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting bij artikel 20c is bepaald dat de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat
moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uitbrengt over de behoefte aan forensische zorg. Dit advies wordt gegeven op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg van de inrichting of het Nederlands Instituut voor
Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP).

4.4. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat
uit de stukken onvoldoende blijkt dat ten aanzien van klager nadere observatie is vereist. Naar aanleiding van één incident dat heeft plaatsgevonden in de p.i. Grave is er een indicatiestelling aangevraagd voor plaatsing in een PPC. Uit het
selectieadvies van de p.i. Grave blijkt niet dat er voorafgaand aan het incident sprake is geweest van wangedrag. Ook blijkt niet dat er is gekeken naar klagers gedrag gedurende eerdere detenties. De diagnose om klager in een PPC te plaatsen wordt niet
gedragen door klagers gedrag zoals dat is omschreven in het selectieadvies van de p.i. Grave en de indicatiestelling van het NIFP. Het beroep zal gegrond worden verklaard en de bestreden beslissing dient te worden vernietigd. De selectiefunctionaris
zal
worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan. De
beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 5 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven