Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4910/GV, 17 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:17-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4910/GV

betreft: [klager] datum: 17 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk opheffen dan wel versoepelen van de aan klager verleende strafonderbreking verbonden voorwaarden afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft op 28 december 2014 een onderbouwd verzoek ingediend bij het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg (JCvSZ) te Scheveningen om extra vrijheden op 6 januari 2015. Op
die dag stond in het ziekenhuis te Heerlen om 8:45 uur een afspraak gepland met het hele behandelteam van klagers dochter. Dit blijkt uit de bijlage bij het verzoek. Klager had, om de strafonderbreking zo min mogelijk te verstoren, op dezelfde dag nog
andere afspraken gepland. De directeur van het JCvSZ heeft klager op 31 december 2014 per e-mail bericht dat door de afdeling Detentie en Re-integratie navraag is gedaan bij de selectiefunctionaris en dat de selectiefunctionaris heeft aangegeven dat
het
niet mogelijk was aan klagers verzoek te voldoen. Ook gaf de directeur aan dat klager zelf een schriftelijk, onderbouwd verzoek bij de selectiefunctionaris kon indienen. Dit heeft klager gedaan, maar de selectiefunctionaris heeft klager weer
terugverwezen naar het JCvSZ, omdat klager volgens de selectiefunctionaris alleen een verzoek via de inrichting zou kunnen indienen. Klager is steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Hij is door de reclassering naar het JCvSZ verwezen, die hem
naar
het Openbaar Ministerie (OM) heeft verwezen. Daarna is klager door het OM weer terugverwezen naar de inrichting. Vervolgens heeft de directeur aan klager de e-mail van 31 december 2014 gestuurd. Daarna heeft klager nog met de selectiefunctionaris
gesproken die aangaf dat de inrichting het verzoek diende op te pakken en de inrichting had verzocht het verzoek met spoed in behandeling te nemen. Het JCvSZ heeft hier vervolgens niets mee gedaan. Op 5 januari 2015 heeft klager opnieuw contact
opgenomen met de selectiefunctionaris en is hij opnieuw naar de inrichting verwezen. Na een lang telefoongesprek met dhr. Van B., een medewerker van het JCvSZ, kwam per e-mail het bericht dat het niet meer mogelijk was iemand te bereiken. Dhr. Van B.
vertelde dat het lijkt alsof niemand weet wat nu exact de te volgen procedure is. Op 6 januari 2015 ontving klager vervolgens een e-mail van de inrichting dat het verzoek nu toch in behandeling wordt genomen. Hierop heeft klager gereageerd maar
uiteindelijk niets meer gehoord. Klager is van mening dat hetgeen door de directeur per e-mail is medegedeeld als een beslissing van de selectiefunctionaris dient te worden gezien. Klager is het niet eens met deze beslissing, aangezien hij een
strafonderbreking ondergaat in zijn eigen tijd, zijn belang en het belang van zijn dochter groter is dan het maatschappelijk belang, hij geen enkel risico vormt en er in de beslissing niet wordt ingegaan op de redenen van klagers verzoek. Klager heeft
een officiële, schriftelijke beslissing, ondanks herhaald verzoek daartoe, nimmer ontvangen. De reclassering kan, nu klager een enkelband draagt, controleren waar klager zich bevindt. Klager verzoekt om toekenning van een compensatie.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing door de selectiefunctionaris als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager heeft kennelijk op 28 december 2014 verzocht om een tijdelijke versoepeling van de aan zijn strafonderbreking
verbonden voorwaarden om op 6 januari 2015 een aantal zaken te kunnen regelen dan wel afspraken te kunnen bijwonen, waaronder om 8.45 uur een gesprek in het Atriumziekenhuis te Heerlen met het complete behandelteam van zijn dochter. Klager heeft op
geen
enkele wijze de noodzaak van deze afspraken aangetoond dan wel de noodzaak van zijn aanwezigheid bij één en ander. Volgens de e-mail van de directeur van het JCvSZ is er contact geweest met een selectiefunctionaris die zou hebben gezegd dat uitbreiding
dan wel opheffing van de tijdelijke voorwaarden niet mogelijk zou zijn. De Staatssecretaris stelt dat dit als een namens hem genomen beslissing mag worden gezien. Hoewel de beslissing niet op schrift is gesteld, bestond er naar de mening van de
Staatssecretaris geen enkele reden om tot versoepeling van de voorwaarden over te gaan. Dat aan klager, ondanks een eerdere onttrekking uit detentie, strafonderbreking is verleend, heeft te maken met de gezondheidsbelangen van klager. Om zicht te
houden
op de situatie zijn daarom voorwaarden verbonden aan de strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar en zeven maanden met aftrek, wegens witwassen, deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Aansluitend dient hij een
gevangenisstraf van 28 maanden en 24 dagen te ondergaan. De v.i.-datum is gesteld op 26 februari 2017. Daarop aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van 365 dagen te ondergaan.

Aan klager is een strafonderbreking voor de duur van maximaal 56 dagen verleend in verband met zijn opname in het expertisecentrum voor chronisch orgaanfalen onder voorwaarde dat hij op werkdagen op het complex van het expertisecentrum verblijft en in
het weekend op zijn huisadres, hetgeen middels elektronische controle zal worden gecontroleerd. Bij uitspraak van 20 januari 2015, nr. 14/4481/GV heeft de beroepscommissie het door klager ingestelde beroep gericht tegen genoemde beslissing ongegrond
verklaard en geoordeeld dat de beslissing tot het verbinden van voorwaarden aan de strafonderbreking niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt en het klager vrij staat al dan niet akkoord te gaan met de strafonderbreking.

Thans is in beroep aan de orde de blijkens de e-mail van de directeur van 31 december 2014 namens de Staatssecretaris gedane mondelinge beslissing strekkende tot afwijzing van klagers verzoek om, gedurende de reeds verleende strafonderbreking, op 6
januari 2015 de aan de strafonderbreking verbonden voorwaarden tijdelijk op te heffen dan wel te versoepelen. Klager heeft hierom verzocht omdat hij, onder meer, een afspraak in het ziekenhuis met het behandelteam van zijn dochter wenst bij te wonen.
In
voormelde e-mail van de directeur is vermeld dat het niet mogelijk is aan klagers verzoek te voldoen, omdat klager strafonderbreking heeft gekregen voor zijn revalidatie en niet voor andere zaken. Hij dient zich aan de gestelde voorwaarden te houden.

Nu in de (mondelinge) beslissing niet is ingegaan op de door klager aangevoerde redenen voor de strafonderbreking, is de beroepscommissie van oordeel dat de bestreden beslissing onvoldoende is gemotiveerd. Gelet op het voorgaande zal de
beroepscommissie
het beroep dan ook gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. Nu de gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, zal de beroepscommissie de Staatssecretaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen.
Zij ziet evenwel geen aanleiding voor toekenning van een tegemoetkoming. Aan klager nu voor de beroepscommissie niet vaststaat dat de Staatssecretaris aan het verzoek tot wijziging van de voorwaarden van de strafonderbreking zonder meer had moeten
voldoen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem- Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 17 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven