Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3887/TB, 11 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:11-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3887/TB

betreft: [klager] datum: 11 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 13 oktober 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. A.L. Louwerse, en namens de Staatssecretaris [...] en [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek te Almere afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 7 december 1999 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 19 mei 2000 geplaatst in FPC De Woenselse Poort te Eindhoven. Bij
beslissing van 19 september 2002 is hij overgeplaatst naar FPC De Rooyse Wissel te Venray.
Bij brief van 9 september 2014 heeft klager verzocht om overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 13 oktober 2014 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De behandeling heeft lang stilgelegen, eerst omdat klager uitgezet zou worden naar Turkije - welke uitzetting niet is doorgegaan - en daarna is ten tweemaal een longstayaanvraag gedaan, die telkens is afgewezen omdat niet alle mogelijkheden voor
behandeling waren benut. Ook is klager beschuldigd van een onttrekking tijdens verlof, maar de beroepscommissie vond dat het geen onttrekking was (uitspraak met kenmerk 12/1878/TR). Klagers tbs is in 2013 nog met een jaar verlengd omdat de inrichting
zelf wilde inzetten op een overgang naar de GGZ. Vanaf 2009 is klager ingesteld op decapeptyl waarbij het seksueel ongeremd gedrag tot een aanvaardbaar niveau is verminderd. Hij is aangeboden aan twee instellingen, waaronder De Voorde, die hem hebben
geweigerd, maar men had meer pogingen tot uitstroom moeten ondernemen.
In 2012 heeft de inrichting besloten klager over te plaatsen via ruiling. In 2014 is nog geopteerd voor doorstroom naar de GGZ, maar een half jaar later is ineens sprake van een longstayaanvraag. De inrichting heeft jaren het standpunt ingenomen dat
bij
haar, dus FPC De Rooyse Wissel, feitelijk de eerste behandelpoging plaatsvond. Dat is terecht. In FPC De Woenselse Poort was klager nog een ontkennende veroordeelde, niet ingesteld op de juiste medicatie en hij heeft er maar kort verbleven.
De in november 2014 door de inrichting belegde zorgconferentie over klager, met deskundigen van andere tbs-inrichtingen, heeft geresulteerd in de beslissing een longstayaanvraag te doen; nu wordt klagers verblijf in FPC De Woenselse Poort ineens wel
als
een eerste behandelpoging gezien. FPC De Rooyse Wissel wil ondanks de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 12/1878/TR niet opnieuw verlof aanvragen.
De inrichting zal in februari 2015 de longstayaanvraag doen. Hierna zal de LAP nog moeten adviseren. Dit zal tijd in beslag nemen waarin de behandeling stil ligt. In de tussentijd zou klager geplaatst kunnen worden in een andere tbs-inrichting en
worden
bekeken hoe dat verloopt. Verwezen wordt naar de uitspraak van de beroepscommissie met kenmerk 14/791/TB. Overplaatsing naar FPC Oostvaarderskliniek zou een praktische oplossing zijn. Zijn familie woont 60-70 km van die inrichting vandaan.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Na afwijzing van de eerste longstayaanvraag in 2006 is gepoogd klager stabiel te krijgen door middel van medicatie, maar dat is niet gelukt. De tweede longstayaanvraag werd uiteindelijk ingetrokken. Er zijn vervolgens pogingen gedaan klager te
resocialiseren. Klager is aangemeld bij twee instellingen, De Voorde en Inforsa, maar daar werd hij niet geaccepteerd vanwege zijn complexe problematiek en het hoge recidiverisico. In 2014 heeft De Rooyse Wissel een zorgconferentie belegd en in dat
kader zijn deskundigen van andere inrichtingen geraadpleegd voor extra input. Gekeken is of een tweede behandelpoging geïndiceerd was of weer een longstayaanvraag zou moeten volgen. Uiteindelijk is besloten tot het laatste. Klager veroorzaakt nog
steeds
veel incidenten. Klager is niet stabiel en het lukt niet hem stabiel te krijgen. Hem tijdens een longstayaanvraag overplaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek en daar een behandeling starten, is niet realistisch. Goed gekeken dient te worden naar een
geschikt vervolgtraject. De longstayaanvraag staat overigens los van deze de onderhavige procedure. Het gaat nu alleen om de afwijzing van het verzoek om overplaatsing en het zou vreemd zijn in deze procedure daarop vooruit te lopen op de
longstayaanvraag.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Uit de stukken, waaronder het verlengingsadvies tbs van FPC De Rooyse Wissel van 23 oktober 2014, het behandelplan van 5 september 2012 en de pro justitia rapportages van 2012 kan worden opgemaakt dat de behandeling van klager in FPC De Rooyse Wissel
als een eerste daadwerkelijke behandelpoging wordt beschouwd.
Uit de stukken en de behandeling ter zitting volgt voorts dat klagers behandeling al langdurig in een impasse verkeert - waarbij wordt opgemerkt dat met de poging klager uit te zetten naar Turkije kennelijk veel tijd gemoeid is geweest -, dat een
longstayaanvraag is afgewezen en weliswaar in 2012 is besloten klager door middel van ruiling te doen overplaatsen naar een andere tbs-kliniek, maar daaraan kennelijk geen gevolg is gegeven.
Bij deze stand van zaken is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing klagers verzoek hem over te plaatsen naar FPC Oostvaarderskliniek of - zo begrijpt de beroepscommissie de raadsvrouw: naar een andere tbs-inrichting - af te wijzen niet op
goede gronden rust. In het bijzonder gelet op de langdurige stagnatie van klagers behandeling in FPC De Rooyse Wissel moet de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting, bij afweging van alle in
aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.

De beroepscommissie zal met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lid, onder a van de Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid van de Bvt de Staatssecretaris opdragen binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van
deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen. In dit stadium ziet de beroepscommissie vooralsnog geen reden om een beslissing te nemen over een eventuele tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op materiële grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op binnen uiterlijk een maand na ontvangst van en met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing te
nemen.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven