Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1286/GA, 7 oktober 2002, beroep
Uitspraakdatum:07-10-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Media  v

Uitspraak

nummer: 02/1286/GA

betreft: [klager] datum: 7 oktober 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 28 juni 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Haarlem te Haarlem,

gericht tegen een uitspraak d.d. 21 juni 2002 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 16 september 2002, gehouden in de penitentiaire inrichting Amsterdam te Amsterdam, is gehoord de heer [...], unit-directeur bij voormelde locatie Haarlem.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een afwijzing van een verzoek om toestemming voor het aangaan van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op zich is juist dat in de afwijzende beslissing geen nadere motivering staat vermeld. Klager heeft op 17 juni 2002 verzocht om toestemming voor een gesprek met een journalist van de Nieuwe Revu. Het gesprek zou gaan over klagersstudie en over zijn lopende strafzaak. Omdat het verzoek niet echt duidelijk was omschreven, heeft de directeur een gesprek gehad met klager over de inhoud van het interview. Hieruit bleek dat klager met name zijn mening wildeweergeven over de wijze waarop hij in zijn strafzaak was gepositioneerd door het Openbaar Ministerie. De directeur heeft overeenkomstig het bepaalde in de circulaire Contacten tussen gedetineerden/directeuren en media (hierna decirculaire) d.d. 18 juni 1999 (kenmerk 761025/99/DJI) contact opgenomen met de persvoorlichter van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI). Naar aanleiding daarvan zijn ook inlichtingen ingewonnen bij de advocaat-generaal. De(zaaks)officier van justitie bleek een officier van justitie te zijn die voornamelijk grote zaken behandelt. Klagers strafzaak bleek dan ook een zogenaamde megazaak te zijn. De feiten betreffen drugscriminaliteit. Bij klagers zaakzijn veel personen betrokken. De directeur kan niet beoordelen of er medeverdachten en/of getuigen door de publicatie van een interview benadeeld of beschadigd worden. Het advies van de advocaat-generaal was negatief. Hij heeft ditevenwel niet op schrift gesteld. Om voornoemde redenen is uiteindelijk besloten het verzoek van klager af te wijzen.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Overeenkomstig het bepaalde in de circulaire heeft de directeur het onderhavige verzoek van klager ter beoordeling voorgelegd aan de persvoorlichter van DJI. Op grond van dat contact tussen de persvoorlichter en de directeur is deadvocaat-generaal, onder wie de lopende strafzaak van klager ressorteert, om een advies gevraagd. Dat advies van de advocaat-generaal was negatief.
Gelet op dat negatieve advies en gelet op de omstandigheid dat er sprake is van een grote bij de rechter nog aanhangige strafzaak met meer verdachten en/of getuigen, acht de beroepscommissie de afwijzende beslissing van de directeurniet in strijd met enig in de inrichting geldend wettelijk voorschrift, terwijl ook niet kan worden gezegd dat de beslissing, bij afweging van alle betrokken belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht. Dit maakt dat debeslissing van de beklagcommissie moet worden vernietigd en dat het beklag alsnog ongegrond moet worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. M. Kooijman en mr. J.R. Meijeringh, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 7 oktober 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven