Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3931/TB, 20 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:20-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3931/TB

betreft: [klager] datum: 20 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Marjanovic, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 10 oktober 2014 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. S. Marjanovic, en namens de Staatssecretaris [...] en [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft het verzoek van klager tot overplaatsing naar FPC De Kijvelanden te Poortugaal of de Dr. Henri van der Hoevenkliniek te Utrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 21 januari 2014 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Hij is bij beslissing van 7 mei 2014 geplaatst in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen.
Bij brief van 30 juni 2014 heeft klagers toenmalige raadsman verzocht om overplaatsing naar een andere tbs-inrichting. Bij brief van 26 september 2014 heeft klagers raadsvrouw verzocht om overplaatsing naar FPC De Kijvelanden of de Van der Hoeven
Kliniek. De Staatssecretaris heeft dit verzoek bij brief van 10 oktober 2014 afgewezen.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzende beslissing rust niet op een zorgvuldige eigen belangenafweging. De inrichting is letterlijk geciteerd, maar daaraan heeft de Staatssecretaris geen overwegingen toegevoegd. Daarmee lijkt de afwijzende beslissing van de inrichting en niet
van de Staatssecretaris. De mening van de inrichting is gekleurd door een incident in juli 2014. Vanaf eind augustus 2014 heeft klager geen dreigende uitspraken meer gedaan. Toch is klager nog steeds afgezonderd. Er worden geen voorwaarden genoemd om
de
afzondering te beëindigen. De laatste periode houdt hij zich vooral rustig. Hij blijft op zijn kamer en heeft minimaal contact met anderen. Na het bedoelde incident vertrouwt het personeel hem niet meer en hij vertrouwt het personeel niet meer. Hij
wordt door vijf man personeel begeleid. Het contact met zijn netwerk onderhoudt klager vooral telefonisch. De afstand is voor hen te groot om klager te bezoeken. Zonder bezoek wordt zijn gemoedstoestand er niet beter op. Zijn netwerk is echter, anders
dan de inrichting suggereert, niet tot zijn vader beperkt: ook zijn moeder en stiefvader, die heel betrokken bij hem zijn, maken deel uit van het netwerk. Ook zij wonen in de regio Den Haag, dus ver weg. Klager belt iedere dag met hen. Ze zijn circa 55
jaar oud. Klager wil graag in een inrichting dichtbij zijn netwerk verblijven. Het klopt dat klager destijds geen beroep heeft ingesteld tegen de plaatsing in FPC Dr. S. van Mesdag. Maar op grond van het Beleidskader TBS dwang 2014 ligt overplaatsing
in
de rede en is er geen contra-indicatie voor plaatsing van klager in FPC De Kijvelanden. Klager ontkent dat hij gezegd zou hebben dat, als overplaatsing uitblijft, hij iedere dag voor ”drama” zal zorgen. De inrichting heeft geen enkele oplossing voor de
ontstane impasse in klagers behandeling. De behandeling kan dan ook in een andere inrichting zonder vertraging worden opgepakt.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Behandelinhoudelijk zijn er geen redenen voor overplaatsing. De reactie van de inrichting wordt vaak voor de motivering van de beslissing van de Staatssecretaris gebruikt. De huidige behandeling is gericht op stabilisatie en structuur. De behandeling
is
niet vertraagd en voortvarend ter hand genomen. Het staat niet vast dat klagers netwerkbezoek in positieve zin zal bijdragen aan zijn behandeling. De inrichting probeert wel klagers netwerk bij de behandeling te betrekken. Bij klager bestaat daarvoor
echter weinig bereidheid. Tweemaal is niet ingegaan op een uitnodiging op bezoek te komen en klager heeft de inrichting geen toestemming gegeven naar zijn vader toe te gaan. Er is wel telefonisch contact met de familie. Klager verblijft nog maar kort
in
FPC Dr. S. van Mesdag. Bij beoordeling van een verzoek van een tbs-gestelde tot overplaatsing naar een andere tbs-inrichting is het Beleidskader TBS dwang 2014 niet van toepassing, maar staat de voortgang van de behandeling voorop. Klager heeft van
meet
af aan niet mee willen werken. Overplaatsing is geen oplossing en is niet in het belang van de behandeling.

4. De beoordeling
Bij de overplaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Vooropgesteld wordt dat ten tijde van klagers plaatsing FPC Dr. S. van Mesdag de enige inrichting was waar klager terecht kon. Uit de stukken, waaronder de reactie van 14 augustus 2014 van het FPC Dr. S. van Mesdag op klagers verzoek om overplaatsing
en
de wettelijke aantekeningen, volgt dat klager die al snel na binnenkomst in de inrichting bij meerdere incidenten betrokken is geweest, behandeling ondergaat.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is het niet in het belang van klagers behandeling hem in dit stadium van zijn behandeling over te plaatsen naar een andere tbs-inrichting. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden van zijn
familie kan niet tot een ander oordeel leiden nu behandelinhoudelijke argumenten thans prevaleren. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, brengt het Beleidskader TBS dwang 2014 niet mee dat bij de beslissing op een verzoek om overplaatsing de regio
van
herkomst zonder meer doorslaggevend moet zijn.
De beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager tot overplaatsing kan, gelet op het bovenstaande bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. C.W. van der Meer, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 20 februari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven