Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3941/GA, 19 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3941/GA

betreft: [klager] datum: 19 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Sittard,

gericht tegen een uitspraak van 7 oktober 2014 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, is de plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij voormelde inrichting, [...], gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, omdat klager tijdens een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder
televisie, een televisie op cel had.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager en zijn celgenoot ondergingen beiden een disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een
strafcel, zonder televisie, toen op hun cel een televisie werd aangetroffen. Tijdens de afhandeling van het rapport nam klagers celgenoot, de heer B., de verantwoordelijkheid op zich voor het op cel hebben van de televisie. Desondanks heeft de
directeur
besloten ook klager disciplinair te straffen. Klager heeft beklag ingediend, omdat hij niet zou hebben geweten dat de televisie zich op de meerpersoonscel bevond, aangezien de televisie tijdens een barbecue op 23 augustus 2014 – waaraan klager en zijn
celgenoot mochten deelnemen ondanks dat hun een disciplinaire straf was opgelegd – door de heer. B. op de cel zou zijn geplaatst. De heer B. kan de televisie echter onmogelijk gedurende de barbecue op cel hebben gezet nu de cel tijdens de barbecue was
afgesloten en niet toegankelijk was voor gedetineerden. Andere gedetineerden hebben verklaard dat dit zo was. De televisie was dan ook al langer op de cel aanwezig. Op het moment dat een gedetineerde televisie kijkt op cel, kan het niet anders zijn dan
dat zijn celgenoot dat weet. Klager is verantwoordelijk voor wat er op zijn cel gebeurt. Hij had dan ook moeten aangeven dat er een televisie op de cel was. Nu dit niet is gebeurd, zijn zowel klager als zijn celgenoot verantwoordelijk voor de televisie
op cel.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat in beginsel beide gedetineerden verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor de vondst van niet toegestane voorwerpen op een meerpersoonscel. Dit is slechts anders indien aannemelijk is dat een gedetineerde geen
enkel verwijt treft. Deze voorwaarde is naar het oordeel van de beroepscommissie niet vervuld. Zij acht de enkele bekentenis van klagers celgenoot, gelet ook op hetgeen door de directeur is aangevoerd, ongeloofwaardig. Gelet hierop is de beslissing om
klager de voornoemde disciplinaire straf op te leggen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk aan te merken. Het beroep van de directeur zal gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie
zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. W.J. Schudel en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven