Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4159/GA, 19 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4159/GA

betreft: [klager] datum: 19 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 31 oktober 2014 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, is klager gehoord. De directeur van de locatie Roermond heeft op 16 januari 2015 schriftelijk bericht niet ter zitting te zullen
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de omstandigheid dat bij invoer van klagers spullen in de locatie Roermond vanuit de locatie De Schie zijn badschuim en shampoo zijn verdwenen en twee typelinten van zijn typemachine zijn vernield.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagrechter heeft klager ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag. Klager kreeg op 9 september 2014 zijn
spullen van de Dienst Vervoer en Ondersteuning en heeft ze toen samen met personeelslid H. gecontroleerd. Op dat moment kwam klager er achter dat er spullen misten dan wel beschadigd waren. Klager heeft diezelfde dag de directeur in een verzoekbriefje
om zijn standpunt verzocht, maar de directeur heeft hier niet op gereageerd. Klager heeft vervolgens op 25 september 2014 beklag ingediend. Ter zitting van de beroepscommissie laat klager een afdruk van het verzoekbriefje aan de beroepscommissie zien.
Voorts voert klager aan dat de directeur stelt dat hij twee keer aan klager een compensatie van € 21,= heeft aangeboden. Volgens klager heeft de directeur dit aanbod pas gedaan na de uitspraak van de beklagrechter. Hij heeft het aanbod geweigerd, omdat
de schade die hij heeft geleden als gevolg van de beschadiging aan de typelinten veel meer is dan € 21,=. Klager verwijst daartoe naar een nota van € 152,85 van een door hem ingeschakelde secretariaatsservice die op zoek is gegaan naar de typelinten.
De
secretariaatsservice is zijn “personal assistent”. De typelinten zijn alleen in Duitsland verkrijgbaar en klager heeft geen ouders of andere mensen die dergelijke dingen voor hem kunnen regelen. Voorts is het niet mogelijk om vanuit de inrichting
opzoek
te gaan naar de typelinten. Klager vindt dan ook dat de directeur de factuur moet betalen. De nota wordt niet betwist door de directeur. De typelinten zijn inmiddels betaald en ingevoerd door klager. Ten aanzien van zijn vermiste badschuim en shampoo
voert klager aan dat op de “inventarislijst nazending” van 4 september 2014 “diverse etenswaren” zijn vermeld. Waarschijnlijk zijn zijn shampoo en badschuim daaronder geboekt. Ten slotte is klager van mening dat de “verklaring eigen risico” waarnaar
door de directeur wordt verwezen geen vrijbrief mag zijn voor het beschadigen of kwijtmaken van spullen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagrechter heeft klager terecht niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag nu klager de klacht niet
binnen
de termijn van zeven dagen heeft ingediend en niet gebleken is van een verschoonbare termijnoverschijding. Voorts is de directeur van mening dat beschadiging of vermissing van goederen voor risico van klager is. Niet gebleken is van omstandigheden op
grond waarvan de directeur verantwoordelijk kan worden geacht voor de beschadiging/vermissing. Het personeel heeft bij invoer de typemachine zorgvuldig behandeld en alleen met behulp van röntgenapparatuur het apparaat gecheckt op contrabande. Het is
niet de taak van de inrichting om de werking van de typmachine of typelinten te checken. Uit coulance heeft de directeur naar aanleiding van het klaagschrift klager een compensatie van € 21,= aangeboden. Dit bedrag is naar mening van de directeur
redelijk. Klager ging hier niet mee akkoord en wilde een factuur van € 152,85 vergoed krijgen. Naar aanleiding van de uitspraak van de beklagrechter heeft de directeur klager nogmaals een compensatie van € 21,= aangeboden, maar klager wenste niet op
het
aanbod in te gaan.

3. De beoordeling
De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag omdat klager op 25 september 2014 beklag heeft ingediend, terwijl op 25 augustus 2014 en op 4 september 2014 zou zijn gebleken dat klagers shampoo en badschuim waren
vermist en zijn typlinten beschadigd. Klager stelt echter dat hij de directeur in een verzoekbriefje op 9 september 2014 heeft gevraagd naar zijn standpunt en dat hij, toen een reactie uitbleef, beklag heeft ingediend. Nu klager in beroep een afdruk
van
het verzoekbriefje heeft overgelegd, is de beroepscommissie van oordeel dat klager ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beklag. Zij zal de uitspraak van de beklagrechter dan ook vernietigen en klager alsnog ontvankelijk verklaren in zijn
beklag.

Nu de directeur niet ter zitting is verschenen en derhalve niet weersproken heeft dat, zoals klager stelt, shampoo en badschuim mogelijkerwijs onder “overige etenswaren” zijn vermeld op de ‘inventarislijst nazending’ van 4 september 2014, gaat
de beroepscommissie uit van klagers lezing dat hij shampoo en badschuim heeft ingevoerd en dat deze na invoer kwijt zijn geraakt. Nu de vermissing het gevolg is van een overplaatsing naar een andere inrichting waardoor klager tijdelijk niet over zijn
spullen kon beschikken acht de beroepscommissie het niet redelijk klager aan een “verklaring van eigen risico” te houden.
Voorts is door de directeur niet weersproken dat klagers typelinten zijn beschadigd en de beroepscommissie gaat er van uit dat de beschadiging van de typelinten voor rekening en risico van de directeur komt. Ten aanzien van de hoogte van een aan klager
toe te kennen tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie dat uit de door klager overgelegde nota van de secretariaatsservice volgt dat de linten € 10,= per stuk hebben gekost. Nu de beroepscommissie niet aannemelijk acht dat klager de typelinten niet
op andere, goedkopere wijze kon verkrijgen dan door inschakeling van de secretariaatsservice in kwestie, ziet de beroepscommissie geen aanleiding voor toekenning van een hogere tegemoetkoming dan € 10,= per typelint en acht de beroepscommissie een
tegemoetkoming van in totaal € 22,50 redelijk voor de vermissing van klagers shampoo en badschuim en de beschadiging van de typelinten.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, verklaart dit beklag gegrond en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van in totaal € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, dr. W.J. Schudel en mr. A. van Waarden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 19 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven