Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4449/SGA, 8 december 2014, schorsing
Uitspraakdatum:08-12-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/4449/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 8 december 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 1 december 2014, inhoudende de terugplaatsing vanuit het
plusprogramma naar het basisprogramma (degradatie).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het op 4 december 2014 bij de beklagcommissie ontvangen klaagschrift en van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 4 december 2014.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het niet het geval. Uit de inlichtingen van de directeur – waaronder begrepen een verslag van
28 november 2014 – wordt voldoende aannemelijk dat verzoeker daadwerkelijk fysiek agressief gedrag heeft vertoond jegens een medegedetineerde. Verzoeker heeft die medegedetineerde met een handveger meermalen op diens hoofd geslagen en is daarmee door
gegaan terwijl die medegedetineerde slechts probeerde die klappen te ontwijken. Dit gedrag kon de directeur
– naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – aanmerken als zogenaamd ‘rood’ gedrag, op grond waarvan hij in redelijkheid kon beslissen om klager te degraderen naar het basisprogramma. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek af.

Aldus gedaan door mr. J.D. den Hartog, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 december 2014.

secretaris voorzitter

Naar boven