Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4394/GA, 5 februari 2015, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4394/GA

betreft: [klager] datum: 5 februari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.E. Wielenga, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 21 november 2014 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de p.i. Leeuwarden in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk mogen verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Klager heeft met betrekking tot de opgelegde disciplinaire straf vanwege de vondst van een handelshoeveelheid softdrugs op de meerpersoonscel beklag
ingediend. Ter discussie staat of het klager kan worden toegerekend dat de drugs in de meerpersoonscel is gevonden. Volgens klager is de softdrugs niet in zijn kleding of kledingbak aangetroffen. Zolang deze kwestie nog ter discussie staat kan de
opgelegde disciplinaire straf niet als grondslag dienen voor afwijzing van de verlofaanvraag.
Wat betreft de positieve urinecontrole (UC) op grond waarvan hem op 19 september 2014 een disciplinaire straf is opgelegd, stelt klager dat hij tweemaal een positieve UC heeft gehad. De eerste keer op 19 september 2014 was de score hoger dan 1000. Na
drie weken was de score 261. Klager meent dat in de beslissing meegenomen had moeten worden dat uit het verloop, dat wil zeggen de afbouw van THC, duidelijk blijkt dat klager gestopt is met het gebruik van softdrugs. Het is daarom onterecht zijn
verlofverzoek af te wijzen.

De directeur heeft daarop als volgt gereageerd. Op 15 oktober 2014 is klagers verzoek om algemeen verlof afgewezen op grond van artikel 4 onder g van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Aan klager zijn twee
disciplinaire straffen opgelegd vanwege een positieve UC op 19 september 2014 en de vondst van een handelshoeveelheid softdrugs op 3 oktober 2014. Dit vormde voor de directie aanleiding het verzoek om verlof af te wijzen. De beklagcommissie heeft
inmiddels op 5 december 2014 uitspraak gedaan op het beklag omtrent het in bezit hebben van een handelshoeveelheid softdrugs. Het beklag is ongegrond verklaard. Klager verwijst naar een tweede urinecontrole op 5 oktober 2014. De uitslag van deze
controle is niet meegenomen in het besluit de verlofaanvraag af te wijzen. De tweede positieve UC heeft ook niet tot een disciplinaire straf geleid.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van een jaar met aftrek, wegens diefstal en bedreiging. De einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 13 mei 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal vier verlofaanvragen indienen.

Op 3 oktober en 19 september 2014 zijn aan klager disciplinaire straffen van respectievelijk 14 dagen strafcel en 5 dagen opsluiting op eigen cel opgelegd vanwege achtereenvolgens de vondst van softdrugs en een positieve urinecontrole. De
beroepscommissie is van oordeel dat deze een voldoende contra-indicatie vormen voor verlofverlening, mede ingevolge het Drugsontmoedigingsbeleid en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Dat tegen de op 3 oktober 2014
opgelegde disciplinaire straf het hogere beroep nog loopt, maakt niet dat de directeur op grond van deze strafoplegging destijds niet tot afwijzing van het verlof heeft mogen besluiten. De directeur had zelfs op de enkele grond van de vondst van
softdrugs op cel op 3 oktober 2014 tot afwijzing van het verlof kunnen besluiten. Doordat kort daarvoor ook nog sprake was van een positieve urinecontrole, ligt het echter voor de hand – zoals de directeur heeft gedaan - beide incidenten bij de
beoordeling van het verzoek om verlof te betrekken, waarbij overigens de directeur op goede gronden heeft besloten de tweede urinecontrole van 5 oktober 2014 buiten beschouwing te laten. Hetgeen namens klager overigens in beroep is aangevoerd kan hier
niet aan af doen. Derhalve kan de beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder c van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 5 februari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven