Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1014/GA, 13 september 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-09-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1014/GA

betreft: [klager] datum: 13 september 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 22 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 23 april 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Westlinge te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 augustus 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is klager gehoord.
De directeur van de locatie Westlinge te Heerhugowaard is niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel, in afwachting van het besluit van de selectiefunctionaris betreffende klagers overplaatsing naar een gesloten inrichting, wegens het ernstigverstoren van de orde, de rust en de veiligheid binnen de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft een maatregel opgelegd zonder dat mij een terzake opgemaakt rapport is aangezegd. Formeel is zijn beslissing derhalve onjuist.
Ik heb acht maanden in de locatie Westlinge te Heerhugowaard verbleven en al die tijd nooit problemen gehad of een rapport aangezegd gekregen. Sinds zeven maanden verblijf ik in een andere inrichting. Ook daar ben ik tot op hedenniet in de problemen geraakt. Anders dan de directeur ten overstaan van de beklagcommissie heeft aangegeven, heb ik niets toegegeven. Ik heb ook niets gedaan. Er zitten 240 gedetineerden in Westlinge. Hoe kunnen ze nou weten dat ikmensen heb lastiggevallen en bedreigingen geuit? Het vermoeden dat ik iets heb gedaan, is niet voldoende om mij ook daadwerkelijk te kunnen straffen. Ik heb gezegd dat ik niets heb gedaan. Het enige wat klopt in het hele verhaal isdat er contrabande is gevonden op mijn cel. Ik had van buiten vitaminen en medicijnen meegenomen. Het stelde niet veel voor, maar ik had het niet moeten doen.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Het opmaken van een verslag is ingevolge artikel 50 Pbw in het kader van een ordemaatregel als bedoeld in artikel 24, eerste lid, Pbw niet geboden. Nu klager in ieder geval in overeenstemming met artikel 58, eerste lid, Pbw inverband met artikel 57, eerste lid, onder c, Pbw een mededeling van de aan hem opgelegde maatregel heeft gekregen en hij terzake is gehoord, kan de beslissing van de directeur, anders dan klager ter zitting heeft aangevoerd, nietworden aangemerkt als in strijd met de wettelijke voorschriften.
Overigens overweegt de beroepscommissie dat uit de stukken en hetgeen ter zitting is aangevoerd het volgende is gebleken. Klager verbleef ten tijde van de bestreden beslissing in een regiem van algehele gemeenschap in een half openinrichting (h.o.i.). Uit de brief van de unit-directeur aan de Commissie van Toezicht d.d. 28 januari 2002 blijkt dat klager zich daar vanaf zijn binnenkomst dwingend en manipulerend heeft opgesteld. Klager heeft ter zitting beaamddat hij vitaminen en medicijnen op zijn cel had, die tijdens een celinspectie zijn gevonden en die konden worden aangemerkt als contrabande.
Gezien het vorenstaande en met name gelet op het regiem waarin klager verbleef - daargelaten wat er zij van hetgeen door de directeur in een eerdere fase van de onderhavige procedure is aangevoerd en door klager is weersproken metbetrekking tot de door klager geuite bedreigingen - kan de onderhavige beslissing van de directeur, naar het oordeel van de beroepscommissie, niet worden aangemerkt als in strijd met de wet, noch als onredelijk of onbillijk. Deberoepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie bevestigen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. C.J.G. Bleichrodt en L. Diepenhorst, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 13 september 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven