Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3410/GA, 27 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:27-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

DBT  v

Uitspraak

nummer: 14/3410/GA

betreft: [klager] datum: 27 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 1 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 januari 2015, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. L. Huigsloot en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie Hoogvliet.
Hoewel klager op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de degradatie naar het basisprogramma.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is sprake van één incident als gevolg waarvan klager is gedegradeerd. Door de aanhouding door de politie, is klager te laat op zijn werk verschenen. Verder heeft klager zich goed gedragen. Het kan zo zijn dat het gedrag kan worden aangemerkt als
“rood”, maar dat betekent niet dat klager ook meteen gedegradeerd moet worden. De directeur had een afweging moeten maken en klagers gedrag in zijn geheel moeten beoordelen. Voorts is niet goed onderbouwd dat klager de indruk heeft gewekt niet
gemotiveerd te zijn voor werk. De gevolgen voor klager zijn groot. Zo was hij teruggeplaatst in de locatie Esserheem. Hiertegen heeft klager bezwaar gemaakt en vervolgens opnieuw verzocht om geplaatst te worden in een z.b.b.i.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Aan klager zijn vrijheden toegekend. Hij mocht zich zelfstandig naar zijn werk begeven. Klager heeft zich op 8 april 2014 onttrokken aan het toezicht door zich niet meteen naar zijn werkplek te begeven. Bovendien heeft klager zich onttrokken aan zijn
strafrechtelijke aanhouding. Dit gedrag is ontoelaatbaar en is voldoende voor de kleurtoekenning “rood”. Klager had op het moment van zijn aanhouding op zijn werkplek moeten zijn. Klager kon zich niet legitimeren en is weggelopen van de politie. Het
vorenstaande is de grondslag van de kleurtoekenning rood. De opmerking omtrent de arbeidsmotivatie is een reactie op hetgeen in beklag is aangevoerd. Klager heeft vaker aansporing nodig gehad met betrekking tot de arbeid. De selectiefunctionaris heeft
klager overigens geselecteerd voor de gevangenis.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) kan de directeur besluiten tot degradatie indien de gedetineerde die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed
gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie (Stcrt. 2014, nr. 4617).

Gezien het verhandelde ter zitting merkt de beroepscommissie het beklag aan als gericht tegen de kleurtoekenning ‘rood’. Zij stelt voorop dat degradatie binnen de z.b.b.i. feitelijk niet mogelijk was, omdat het basisprogramma – gelet op het open
karakter van een z.b.b.i. – daar niet bestaat. De kleurtoekenning ‘rood’ heeft uiteindelijk geleid tot een door de selectiefunctionaris gevolgd advies van de directeur om klager over te plaatsen naar een inrichting met een basisprogramma. Die
beslissing
is niet aan het oordeel van de beroepscommissie onderworpen.

Klager heeft op 8 april 2014 de inrichting verlaten om naar zijn werkplek te gaan. De politie heeft de inrichting gebeld, omdat klager samen met twee andere personen in een auto was aangehouden. Klager heeft zich onttrokken aan zijn aanhouding.
Uiteindelijk is klager wel aangehouden en heeft hij een proces-verbaal gekregen. Klager kon zich vervolgens niet legitimeren. De beroepscommissie oordeelt dat aldus sprake was van (strafwaardig) gedrag dat de directeur in redelijkheid als ‘rood’ gedrag
heeft kunnen aanmerken. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. J.D. den Hartog, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven