Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4754/GV, 26 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:26-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4754/GV

betreft: [klager] datum: 26 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 december 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw, mr. H.M.S. Cremers, om het beroep schriftelijk toe te lichten. Op 20 januari 2015 is van klagers
raadsvrouw
een nadere schriftelijke reactie ontvangen. Namens de Staatssecretaris is hierop per e-mail van 22 januari 2015 gereageerd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Aan klager is aanvankelijk door het BSD medegedeeld dat het Openbaar Ministerie niet om advies zou worden gevraagd vanwege het ontbreken van een executie-indicator. Uiteindelijk is het OM wel om
advies gevraagd en dit advies was negatief. Klager zou een ‘high crime overvaller’ zijn. Dat is niet juist; klager is gedetineerd vanwege inbraken. Ook was onduidelijk waarom het BSD aanvankelijk meende dat aan het verlof voorwaarden moesten worden
verbonden. Hierdoor ontstond vertraging in de behandeling van de verlofaanvraag, waardoor de geplande verlofdatum van 18 november 2014 niet kon doorgaan. De nieuwe verlofdatum werd daarom 31 december 2014. De vrijhedencommissie heeft positief
geadviseerd omtrent de verlofaanvraag. De Staatssecretaris heeft desondanks de verlofaanvraag afgewezen vanwege de gestelde voorwaarden in het vonnis. Deze voorwaarden staan echter los van de detentie van klager. Hij voldoet verder aan alle
voorwaarden.
Het BSD heeft fouten gemaakt. Klager is veranderd en wil een toekomst hebben met zijn vrouw en niet meer drugsafhankelijk zijn.
Het negatieve advies van het OM is gebaseerd op zeer verouderde informatie over klager. Inmddels is het OM van mening veranderd en is aan klager alsnog per 31 januari 2015 verlof toegekend. Het OM heeft thans positief geadviseerd. Dit geeft aan dat de
in beroep bestreden beslissing op foutieve gronden is genomen. Klager verzoekt na gegrondverklaring van het beroep om een tegemoetkoming middels toekenning van extra verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager staat bekend als veelpleger. De reclassering geeft aan dat de kans op recidive hoog-gemiddeld is. Klager is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf en een
bijzondere voorwaarde, namelijk klinische opname voor de duur van 1 jaar bij de Woenselse Poort. De behandeling is als voorwaarde gesteld om tot recidivevermindering te komen. De reclassering meldt dat klager wel kan zeggen dat hij in positieve zin is
veranderd, maar dat hij geen hulpvragen heeft en ook niet snapt waarom de voorwaarde van behandeling is opgelegd. Volgens de reclassering heeft klager weinig inzicht in zijn eigen functioneren en waardoor hij in de criminaliteit terecht is gekomen. De
door klager gepleegde delicten zijn van recente datum.
De verlofcommissie van de inrichting vermeldt geen gronden bij het positieve advies. In de inrichting is procedureel gezien veel mis gegaan. De Staatssecretaris twijfelt niet aan de goede wil van klager om te veranderen. Echter, gelet op de bijzondere
voorwaarden uit het vonnis, de status van klager als veelpleger, de staat van recidive en het risico hierop, is het verlenen van vrijheden onverantwoord. Het verlenen van vrijheden is verantwoord als deze plaatsvindt in het verlengde van de
behandeling.
De directeur van de inrichting heeft positief beslist op een volgend verzoek om algemeen verlof. Het OM heeft hierop positief geadviseerd. Het beroep heeft betrekking op een eerder verzoek om algemeen verlof waarbij andere adviezen zijn gegeven. Op
grond van deze adviezen blijft de Staatssecretaris bij zijn standpunt.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De officier van justitie bij het arrondissementsparket te ‘s-Hertogenbosch heeft negatief geadviseerd. De politie te
’s-Hertogenbosch
heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 maanden met aftrek, wegens diefstal met geweld. Aansluitend dient hij een gevangenisstraf van 9 maanden te ondergaan, alsmede de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van in
totaal
vijf maanden en drie weken. De einddatum van klagers detentie valt op of omstreeks 18 november 2015.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Op 28 januari 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant klager veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft
in zijn vonnis tevens als bijzondere voorwaarde (onder meer) gesteld dat klager zich binnen drie dagen na het einde van de detentieperiode zal melden bij de justitiële verslavingszorg van Novadoc-Kentron te
’s-Hertogenbosch en zich zal blijven melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en voorts, dat klager zich gedurende de proeftijd voor de duur van maximaal een jaar onder klinische behandeling zal stellen van FPA De Woenselse Poort te
Eindhoven of een soortgelijke intramurale zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven. De bijzondere voorwaarden hebben derhalve betrekking op de periode na klagers detentie. Gelet hierop kan de beslissing
van de Staatssecretaris, die is gegrond op de stelling dat voornoemde voorwaarden reeds tijdens de detentie gelden, niet in stand blijven. Overigens komt uit de stukken naar voren dat klager gemotiveerd is de hem geboden interventies te volgen. Hij
heeft de Cova-plus training inmiddels afgerond. Gebleken is verder dat het OM inmiddels positief heeft geadviseerd en dat klagers tweede verlofaanvraag is gehonoreerd. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard en de beslissing van de
Staatssecretaris zal worden vernietigd. De Staatssecretaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van een week na ontvangst van deze uitspraak. De
beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming, nu klager alsnog verlof kan worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van een week na ontvangst van deze uitspraak.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 26 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven