Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/3660/GA, 23 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/3660/GA

betreft: [klager] datum: 23 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Raza, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsman mr. H. Raza en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie De Schie.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, wegens – kortweg - werkweigering.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager gaf op 7 mei 2014 aan het personeel aan dat hij wat grieperig was en dat hij door een arts wilde worden bezocht. De daaropvolgende dag was klager nog niet bezocht door de medische dienst. De volgende dag kreeg hij een disciplinaire straf voor
werkweigering. Klager is van mening dat die beslissing onvoldoende zorgvuldig is genomen. Als de beroepscommissie er vanuit gaat dat er sprake was van een tweede ziekmelding op 8 mei 2014, die zag op problemen met zijn hand, dan geldt het volgende.
Klager is eerder, op 23 april 2014, door de medische dienst gezien. Vervolgens heeft hij twee weken later nogmaals aangegeven dat hij last had van die hand. Het had daarom voor de hand gelegen de medische dienst andermaal in te schakelen. Het personeel
heeft dat niet gedaan. Daarmee is de zorgplicht ten aanzien van klager geschonden. Klager is van mening dat hem bij een gegrondverklaring ook een tegemoetkoming zou moeten worden toegekend.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft zelf het verslag afgehandeld. Daarbij is door klager nooit gesproken over griepklachten. Klager heeft eerder wel met de medische dienst gesproken over handklachten. Hij is toen arbeidsgeschikt verklaard met de restrictie dat hem
aangepaste arbeid moet worden geboden. Dat gebeurt ook. Daarmee voldoet de directeur aan zijn zorgplicht.

3. De beoordeling
Niet is aannemelijk geworden dat klager zich op 8 mei 2014 ziek heeft gemeld. Uit het ter zake opgemaakte verslag wordt wel aannemelijk dat klager toen heeft verklaard geen deel te willen nemen aan de arbeid in verband met (reeds bestaande)
handklachten. Uit de inlichtingen van de directeur wordt aannemelijk dat klager ter zake van die handklachten door de inrichtingsarts is gezien en dat deze klager arbeidsgeschikt heeft geacht voor aangepaste arbeid, welke arbeid hem ook is aangeboden.
Gelet hierop is de beslissing van de directeur om aan klager onderhavige disciplinaire straf op te leggen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk.
Hetgeen in beroep naar voren is gebracht kan daarom – voor zover een en ander is komen vast staan – niet leiden tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 23 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven