Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4258/SGA, 2 november 2014, schorsing
Uitspraakdatum:02-11-2014

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 14/4258/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 2 november 2014

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Leeuwarden.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 7 november 2014, inhoudende de oplegging van een aantal
toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaats en status op de lijst van gedetineerden met een vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst).

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 14 november 2014 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 19 november 2014. Klagers raadsman, mr. J.H.L.C.M. Kuijpers, is in de gelegenheid gesteld het
schorsingsverzoek schriftelijk nader toe te lichten. De raadsman heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval. Uit de inlichtingen van de directeur komt naar voren dat verzoeker staat op de GVM-lijst met de status ‘Hoog’. Die plaats en status op de GVM-lijst
kunnen de oplegging van toezichtmaatregelen als de onderhavige op zichzelf rechtvaardigen. In dat kader is van belang dat de directeur een eigen belangenafweging maakt alvorens te beslissen tot oplegging van die toezichtmaatregelen. Een van de
wezenlijke onderdelen bij die belangenafweging is het horen van de betreffende gedetineerde. Uit de mededeling van de bestreden beslissing noch uit de inlichtingen van de directeur wordt aannemelijk dat verzoeker is gehoord. Gelet daarop is de
belangenafweging van de directeur – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende geweest. Het verzoek komt daarom voor toewijzing in aanmerking.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende klaagschrift zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 21 november 2014

secretaris voorzitter

Naar boven