nummer: 14/3442/GA
betreft: [klager] datum: 15 januari 2014
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 1 september 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 23 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M. Keizer, en [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend
vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij voormelde locatie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft :
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens het voorhanden hebben van een mobiele telefoon en het – bij gelegenheid van een spitactie – verbergen daarvan door deze met een magneet aan de buitenzijde van het
celraam te bevestigen; en
b. de vermissing van een aantal aan klager toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van klagers overplaatsing naar de locatie Zuyder Bos.
De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klagers raadsman heeft pleitaantekeningen overgelegd en dienovereenkomstig het woord gevoerd. Een afschrift van die pleitaantekeningen is aan deze uitspraak gehecht en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. Voorts is nog het volgende naar voren
gebracht.
Toen klager vroeg naar de door hem vermiste goederen, zei het afdelingshoofd tegen hem dat hij daarvoor maar een brief naar de inrichting moest schrijven. Klager is van mening dat dit zinloos was. Daarmee zou hij zijn eigendommen toch niet
terugkrijgen. Aan klager is niet aangeboden om naar het huisje te mogen gaan om zijn spullen op te halen.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur heeft een en ander zelf afgehandeld. In de locatie Amerswiel is sprake van losse huizen. Die worden aangeduid met de letters A tot en met K. In die huizen bevindt zich op de benedenverdieping de huiskamer en op de eerste en tweede etage
bevinden zich steeds vier persoonlijke verblijfsruimten. In de inrichting worden vaker mobiele telefoons aangetroffen. Om die op te sporen wordt zo nu en dan een speciale zoekactie ondernomen. In dit geval was er sprake van een zoekactie door het
interne bijstandsteam (IBT). Bij dit soort acties staat een van de leden van dat IBT aan de buitenzijde van het pand. Hij is bekend met de indeling van de huizen. Door deze medewerker is duidelijk waargenomen dat er een arm uit het raam kwam en dat een
mobiele telefoon met mageneten aan een raamtralie werd bevestigd. Dit betrof het raam van de cel F4. Klager bewoonde deze cel en is verantwoordelijk voor hetgeen daarin wordt aangetroffen.
Klager wist ook dat hij er zelf zorg voor moet dragen dat zijn persoonlijke eigendommen in zijn verblijfsruimte worden opgeborgen en dat deze ruimte door hem moet worden afgesloten als hij er niet is. Klager verbleef in cel F4. Dat in de mededeling van
zijn terugplaatsing vermeld staat dat hij in cel J4 zou verblijven, is een vergissing, een schrijffout. Alle eigendommen moeten in de eigen cel worden opgeborgen. Dat staat ook duidelijk vermeld in de huisregels. Klager heeft bij de beklagcommissie
aangegeven dat het afdelingshoofd heeft aangeboden om te bellen met het huisje waar hij eerder verbleef. Klager heeft daarvan geen gebruik willen maken. De directeur wilde in dit geval geen van de overgeplaatste gedetineerden toestemming geven om
terug
te keren naar dat huisje. Reden was dat er op dat moment vijf mobiele telefoons waren aangetroffen.
3. De beoordeling
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk dat de mobiele telefoon is aangetroffen aan de buitenzijde van klagers verblijfsruimte (F4) en dat eventuele vermeldingen in mededelingen en verslagen van een andere verblijfsruimte berusten op een
kennelijke verschrijving. Dit is geen aanleiding om over te gaan tot een gegrondverklaring van het beroep.
Ook hetgeen overigens in beroep naar voren is gebracht, kan – voor zover een en ander is komen vast te staan – niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de
beklagcommissie zal worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 15 januari 2015.
secretaris voorzitter