Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4430/GV, 16 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:16-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4430/GV

betreft: [klager] datum: 16 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.P. Hein, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 november 2014 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. D.P. Hein om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek is op 18 augustus gedaan in de p.i. Lelystad omdat klager zijn zoon die op die dag geboren is, wilde kunnen bezoeken. De directeur van de p.i. Lelystad heeft dit verzoek niet doorgeleid aan
het bureau selectiefunctionarissen. Uiteindelijk heeft het verzoek het bureau selectiefunctionarissen pas na 21 november 2014 bereikt. Dat het verzoek de selectiefunctionaris pas drie maanden later heeft bereikt, kan klager niet worden tegengeworpen.
Het lijkt alsof het tijdsverloop heeft meegewogen in de beslissing van de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris stelt immers dat nu de geboorte al plaatsvond en er geen redenen bekend zijn waarom zijn vrouw en zoon niet bij hem op bezoek kunnen
komen er geen noodzakelijkheid meer bestaat om zijn vrouw en zoon te bezoeken. Klager onderhoudt een duurzame relatie met zijn vrouw. Hij heeft het verzoek tijdig binnen de termijn van veertien dagen na de bevalling ingediend ondersteund door een
geboortebewijs en een briefje van de huisarts van zijn echtgenote die daarin te kennen gaf dat het voor klagers echtgenote belangrijk was dat hij haar op enige wijze zou kunnen ondersteunen. Uit met name bijlage zes blijkt dat het in de periode na de
bevalling wel degelijk noodzakelijk was dat klager zijn vrouw kon bijstaan. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, hierna de Regeling, is veeleer van humane aard en bedoeld om gedetineerden in de gelegenheid te stellen om in tijden van
vreugde of verdriet bij hun geliefden te kunnen zijn. Verwezen wordt naar bijvoorbeeld de uitspraak van de beroepscommissie, kenmerk 14/2236/GV d.d. 2 juli 2014. De selectiefunctionaris heeft een te strenge toets gehanteerd. Hij heeft onvoldoende
rekening gehouden met de noodzakelijke behoefte aan steun van klagers vrouw in de periode vlak na de bevalling, zoals genoemd in de verklaring van de huisarts. Hij had deze informatie in zijn overweging mee moeten wegen, althans er blijk van moeten
geven dat hij deze informatie heeft meegewogen. De selectiefunctionaris heeft er geen blijk van gegeven dat hij een belangenafweging heeft gemaakt tussen de belangen van klager bij verlof en die van de samenleving. Hij had de aanvraag ex tunc dienen te
toetsen en niet ex nunc. Dat klager zijn zoon inmiddels al had gezien, doet aan de noodzaak van het verzoek van 18 augustus 2014 niets af.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Volgens klagers raadsman heeft klager op 18 augustus 2014 de directeur van de p.i. Lelystad verzocht om incidenteel verlof. De directeur heeft gemeend hier zelfstandig over te kunnen beslissen en het verzoek niet doorgeleid naar de
selectiefunctionaris.
Na telefonisch en later mailcontact tussen de selectiefunctionaris en de raadsman is een en ander gebleken. Op 24 november 2014 is het verzoek ingestuurd en heeft de selectiefunctionaris het verzoek afgewezen. Het kind is geboren op 19 augustus 2014.
Het verzoek is pas drie maanden later bij de selectiefunctionaris terechtgekomen die nagenoeg terstond een beslissing heeft genomen. Gebleken is dat klager inderdaad op 18 augustus 2014 het verzoek heeft gedaan om de bevalling van zijn zoon bij te
mogen
wonen en dit met zijn familie te vieren. Klager heeft pas een week na het verzoek stukken overgelegd waaruit bleek dat het kind al was aangegeven bij de burgerlijke stand. Klager heeft op 7 oktober 2014 in een apart bezoekvertrek bezoek ontvangen van
zijn partner en zoon.
Rekening houdend met het strafrestant en het uitgebreide negatieve advies van de advocaat-generaal is beslist om het verzoek af te wijzen. Een verzoek om incidenteel verlof op grond van artikel 26 van de Regeling dient in de regel plaats te vinden
binnen veertien dagen na de geboorte, tenzij er sprake is van medische complicaties. Hiervan is niets gebleken. Kraambezoek dient tot doel een bezoek aan de levenspartner en het pasgeboren kind. Uit de rapportage is gebleken dat klager het onbegeleide
incidentele verlof ook wilde gebruiken om de geboorte van zijn zoon te vieren met familie. Moeder en zoon zijn inmiddels bij klager op bezoek geweest.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de p.i. Lelystad heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag mits dit onder begeleiding plaats zou vinden.
De advocaat-generaal bij het ressortparket te Amsterdam heeft aangegeven negatief te adviseren ter zake van verlofverlening op grond van het gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten en het risico van
ongewenste confrontatie met de slachtoffers of anderszins betrokkenen bij het door klager gepleegde misdrijf, te weten een gewapende overval.
De politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht in de gelegenheid te worden gesteld zijn beroep mondeling toe te lichten. De beroepscommissie acht zich evenwel op grond van de stukken voldoende voorgelicht.

Klager heeft beroep ingesteld tegen een veroordeling tot drie jaar gevangenisstraf vanwege het medeplegen van een gewapende overval. Eventueel dient hij aansluitend 120 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving
verkeersvoorschriften te ondergaan.

Klager heeft verzocht om incidenteel verlof voor kraambezoek aan zijn vrouw en pasgeboren zoon.

Uit artikel 26 van de Regeling volgt dat incidenteel verlof voor kraambezoek mogelijk is en dat dit kraambezoek behoudens medische complicaties binnen veertien dagen na de bevalling plaatsvindt.

Vast is komen staan dat klager het verzoek tijdig op 18 augustus 2014 heeft gedaan maar dat dit verzoek pas op 24 november 2014 op het bureau selectiefunctionarissen is ontvangen. Tevens staat vast dat de late ontvangst van dit verzoek niet voor
rekening en risico komt van de Staatssecretaris die op dezelfde dag op het verzoek heeft beslist. Uit de stukken wordt opgemaakt dat klager inmiddels bezoek van zijn vrouw en kind in de inrichting heeft ontvangen.
In dit licht gezien is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de Staatssecretaris niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 16 januari 2015.

secretaris voorzitter

Naar boven