Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/4026/GA, 14 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/4026/GA

betreft: [klager] datum: 14 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.C. de Lange, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 oktober 2014 van de beklagcommissie bij de locatie Roermond,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsvrouw en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twee weken uitsluiting van deelname aan de arbeid, omdat klager te laat voor de arbeid was.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De mondelinge behandeling van het klaagschrift is op 2 juli 2014 aangehouden ten einde het afdelingshoofd te
horen. Hierbij is medegedeeld dat klager in de gelegenheid zal worden gesteld hier schriftelijk dan wel mondeling op te reageren. Dit is ten onrechte niet gebeurd. Voorts kan klager zich niet verenigen met het standpunt van de directeur dat klager pas
na het aanzeggen van het schriftelijke verslag toestemming zou hebben gekregen om op de afdeling ieder uur telefonisch contact op te nemen met zijn vriendin en niet is gebleken dat klager toestemming is verleend om niet aan de arbeid deel te nemen.
Klager betwist dit nadrukkelijk. Ten slotte wordt namens klager verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Klagers raadsvrouw heeft verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Klager heeft afstand gedaan van de hem geboden gelegenheid om op 19 december 2014 ter zitting te worden gehoord. De beroepscommissie acht zich op basis van de stukken
voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en ziet, mede in aanmerking genomen het feit dat klager een afstandsverklaring heeft getekend, geen reden de behandeling van het beroep aan te houden. Zij wijst het verzoek af.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie als volgt.
Klager heeft aangevoerd dat hij bij de beklagcommissie ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld te reageren op de verklaring van het afdelingshoofd. Nu klager in beroep alsnog in de gelegenheid is geweest om te reageren op hetgeen het
afdelingshoofd heeft verklaard en derhalve niet gebleken is dat klager in zijn belangen is geschaad, zal de beroepscommissie hier geen gevolgen aan verbinden.

Niet weersproken is dat klager op 27 mei 2014 te laat was voor de arbeid. De beroepscommissie acht niet aannemelijk dat aan klager op dat moment reeds toestemming was verleend om elk uur telefonisch contact op te nemen met zijn vriendin die aan het
bevallen was. Derhalve kon de directeur in redelijkheid besluiten aan klager een disciplinaire straf op te leggen. Een disciplinaire straf van twee weken uitsluiting van deelname aan de arbeid wegens het te laat komen voor de arbeid acht de
beroepscommissie echter disproportioneel. De beroepscommissie is van oordeel dat de directeur had dienen te volstaan met een aanzienlijk kortere dan wel minder zware straf. Gelet op het voorgaande zal het beroep dan ook gegrond worden verklaard, de
uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. Aan klager zal een tegemoetkoming van € 40,= worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 40,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 14 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven