Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 14/2761/GA, 14 januari 2015, beroep
Uitspraakdatum:14-01-2015

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 14/2761GA

betreft: [klaagster] datum: 14 januari 2015

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een beslissing van 28 juli 2014 van de directeur van het PPC Amsterdam Over-Amstel,

alsmede van de overige stukken.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 december 2014, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klaagster, alsmede [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het PPC Amsterdam Over-Amstel en [...], chef de
clinique van het PPC Amsterdam Over-Amstel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De bestreden beslissing betreft het ondergaan van een geneeskundige a-behandeling zoals bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw (de toepassing van dwangmedicatie).

2. De feiten
Op 8 juli 2014 is ten aanzien van klaagster een behandelplan opgesteld. In het uittreksel van het behandelplan wordt de gesteldheid van klaagster omschreven als een ernstig manisch psychotisch toestandsbeeld, zonder ingang voor vrijwillige inname van
medicatie. Hieruit komt verbaal- en agressief gedrag voort en zelfverwaarlozing.
Tevens staat in het uittreksel van het behandelplan dat de dwangbehandeling noodzakelijk is vanwege het volgende gevaar: Op 5 juli 2014 zorgde klaagster voor een worstelpartij bij de deur van de isoleercel. Zij was verbaal- en fysiek agressief. Tevens
weigerde zij kleding aan te trekken in de cel. Op 6 juli 2014 dreigde klaagster eten richting de behandelend arts te gooien. Voorts staat omschreven dat klaagster schreeuwt en scheldt naar het personeel. De persoonlijke- en cel hygiëne schiet te kort.
Zo is de vloer besmeurd met onder andere melk. Klaagster weigert brood en drinken. Klaagster is de nachten waarschijnlijk wakker en belt veel naar het personeel. Klaagster verblijft in de isoleercel in verband met verbale- en fysieke agressie die
voortduurt. Klaagster maakt vrijwel continue geluidsoverlast door dreigend te schreeuwen. Klaagster krijgt dagelijks medicatie aangeboden, maar heeft deze medicatie sinds het eerste incident niet genomen. Herhaaldelijk is getracht haar daar in
gesprekken toe te motiveren.

3. De standpunten van klaagster en de directeur
Klaagster heeft haar standpunt als volgt toegelicht.
In het verleden is klaagster agressief geweest. Klaagster is gearresteerd en in verzekering gesteld omdat zij haar buurvrouw had bedreigd. De buurvrouw heeft de aanklacht ingetrokken en klaagster is niet veroordeeld. Op basis van informatie van de
politie wordt klaagster in hoge mate agressief geacht door de inrichting, maar dit is zij niet. Klaagster heeft aangegeven dat er sprake is van een complexe PTSS. Klaagster heeft de Bijlmerramp meegemaakt en het separeren werkt averechts. Dat triggert
de stress juist. De eerste avond werd klaagster meteen gesepareerd. Zij heeft toen gegild. Klaagster voelde zich mishandeld. Zij werd geplaatst op de afdeling voor mannen en mocht niet gezamenlijk recreëren. De groepsdynamiek had klaagster nodig. Al
deze factoren hebben ertoe bijgedragen dat het slechter ging. Klaagster heeft zich niet agressief gedragen of gevochten in de inrichting. Zij heeft alleen een appel gegooid en gegild omdat er niet serieus werd geluisterd. Klaagster heeft een
herbeleving
gehad en is op 27 en 29 juli 2014 weer gesepareerd. De reden hiervan is onbekend en klaagster heeft hiervan geen mededeling ontvangen. Klaagster wilde in de separeercel haar eigen kleding aan en niet een scheurhemd. Uit protest heeft klaagster het
scheurhemd uitgetrokken. Vervolgens wordt dat geïnterpreteerd als gestoord gedrag. Klaagster kreeg medicatie aangeboden. De medicatie heeft zij niet ingenomen, omdat zij allergisch is voor antipsychotica. Deze informatie is bekend bij dr. Olivier van
de
GGZ. Klaagster heeft van begin juli 2014 tot oktober 2014 verbleven in het PPC Amsterdam Over-Amstel. Klaagster heeft eenmaal per twee weken medicatie ingespoten gekregen totdat zij vrij kwam. Nu klaagster vrij is, gebruikt zij geen medicatie en zij
staat niet onder behandeling.

Door en namens de directeur is hierop als volgt gereageerd.
Klaagster is eerst geplaatst op de intensive care afdeling. Dit is geen vrouwenafdeling en hier geldt een beperking in de bewegingsvrijheid. Zo is er geen crea of kerkbezoek. Klaagster was te ontregeld om op een reguliere afdeling geplaatst te worden.
Het separeren van een persoon doet bijna niemand goed, maar het was hier de enige mogelijkheid om toe te passen gezien het gedrag van klaagster. De behandelend psychiater alsook de niet behandelend psychiater heeft dit ook geadviseerd. Als men wordt
gesepareerd gelden veiligheidsregels. Het is om die reden niet toegestaan om eigen kleding te dragen. In het uittreksel behandelplan staat informatie uit de tweede hand onder punt 1 (de voorgeschiedenis). Onder punt 3 staat omschreven waarom
dwangmedicatie noodzakelijk is. Hetgeen onder punt 3 staat beschreven, vormt voldoende reden om dwangbehandeling toe te passen. Het gedrag dat klaagster heeft vertoond in het PPC zelf gaf daar reden toe. De behandelend psychiater heeft contact gehad
met
de behandelaar bij de GGZ Rivierduinen. Uit dat overleg is geen contra-indicatie naar voren gekomen voor behandeling met medicatie.

De psychiaters hebben, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Er is sprake van een ernstige psychiatrische stoornis waar de gevaren uit komen die staan omschreven in het uittreksel behandelplan. Klaagster krijgt dagelijks medicatie aangeboden. Sinds het eerste incident op 5 juli 2014 heeft zij deze medicatie niet
ingenomen. Herhaaldelijk is getracht haar daartoe te motiveren in gesprekken. Klaagster is zodanig verward dat een gesprek over haar behandelplan geen resultaten oplevert. Klaagster heeft een behandelbare stoornis. Instelling op medicatie zal snel
leiden tot een afname van agitatie en vijandigheid en verder tot afname van de verwardheid en gedragsstoornissen.
Klaagster heeft kortdurend zonder medicatie redelijk goed gefunctioneerd op een zeer gestructureerde afdeling met weinig prikkels. Sinds 21 juli 2014 is er opnieuw een impasse in de begeleiding ontstaan, waardoor er nauwelijks tot geen contact mogelijk
is tussen klaagster en het (behandelend) personeel. Er bestaat een verhoogde kans op opnieuw daadwerkelijke fysieke agressie. Dit gevaar is deels afgewend door plaatsing op de isolatieafdeling. Het verblijf op een zeer gestructureerde en prikkelarme
afdeling blijkt niet meer afdoende. Alleen medicamenteus ingrijpen is een optie om het gevaar af te wenden en om klaagster weer zo snel mogelijk naar de afdeling te kunnen halen. Geadviseerd wordt om over te gaan tot dwangbehandeling.

4. De beoordeling
Vanwege het ingrijpende karakter van de dwangbehandeling is in artikel 46e, tweede lid, van de Pbw bepaald dat de directeur, ten behoeve van zijn beslissing tot toepassing van dwangbehandeling, een verklaring van de behandelend psychiater dient over te
leggen, alsmede een verklaring van een psychiater die de gedetineerde met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was. Uit deze verklaringen dient te blijken dat de gedetineerde op wie de verklaring
betrekking heeft, is gestoord in zijn of haar geestvermogens en dat een geval als bedoeld in artikel 46d, onder a, van de Pbw, zich voordoet.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat, alvorens de beslissing tot a-dwangbehandeling van 28 juli 2014 is genomen, de directeur op 8 juli 2014 advies heeft ingewonnen bij J. Wesselius, de behandelend psychiater van klaagster, en op 8 juli 2014 en 22
juli
2014 bij M.J. van Haaren, een niet-behandelend psychiater.

In artikel 46a van de Pbw is bepaald dat onder gevaar wordt verstaan: gevaar voor de gedetineerde, die het veroorzaakt, hetgeen onder meer bestaat uit: het gevaar dat de gedetineerde zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen (artikel 46a, lid 1, sub
c,
van de Pbw), alsmede het gevaar dat de gedetineerde een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen (artikel 46a, lid 2, sub a, van de Pbw). In artikel 46 a, lid 3, van de Pbw is het gevaar voor de algemene
veiligheid van personen of goederen genoemd.

De beroepscommissie stelt vast dat klaagsters toestand wordt omschreven als ernstig manisch psychotisch. Op 5 en 6 juli 2014 is voornamelijk sprake geweest van verbaal agressief gedrag en zelfverwaarlozing. Uit het dossier wordt duidelijk dat sprake is
van een psychiatrische stoornis. In de periode van 7 juli 2014 tot 21 juli 2014 was de ontstane impasse tijdelijk opgelost. De beroepscommissie acht het niet onaannemelijk dat vanaf 21 juli 2014 sprake is van een dermate ernstige mate van
zelfverwaarlozing of een dermate ernstige mate van agressief gedrag dat er sprake is van gevaar zoals bedoeld in artikel 46a van de Pbw of dat klaagster vanuit haar stoornis gevaar veroorzaakt zoals hiervoor omschreven. Echter, de overgelegde stukken
schieten tekort in de beschrijving van de ernstige psychische stoornis die bovengenoemd gevaar oplevert waardoor het noodzakelijk was om medicamenteus in te grijpen. Zo staat in de overgelegde verklaringen en het uittreksel van het behandelplan niet
waaruit bovenomschreven gevaar meer precies zou bestaan. Daarnaast overweegt de beroepscommissie dat – behoudens het klaagster door middel van gesprekken trachten te motiveren de medicatie vrijwillig in te nemen – niet (opnieuw) is gebleken van andere
manieren om uit de nieuw ontstane impasse te komen en of mogelijke alternatieven voldoende onderzocht zijn. Gelet op de ingrijpendheid van de dwangbehandeling moet mede uit oogpunt van rechtsbescherming groot belang worden gehecht aan een zorgvuldige
voorbereiding en tenuitvoerlegging van de dwangbehandeling. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat sprake is van gebreken bij de totstandkoming van de bestreden beslissing. Het beroep zal op formele gronden gegrond worden verklaard. De
beroepscommissie acht termen aanwezig om aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat aan klaagster een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, dr. W.J. Schudel en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 14 januari 2015

secretaris voorzitter

Naar boven